In grote delen van het land viert men zeven weken voor Pasencarnaval. In Aalten niet zozeer. Carnaval is van oudsher namelijk een katholiek feest en Aalten is sinds de Reformatie overwegend protestants gebleven. Toch werd er in het verleden ook in Aalten wel carnaval gevierd.
Carnaval is van oorsprong een gekerstend heidens volksfeest dat traditioneel alleen door katholieken wordt gevierd. In delen van Gelderland wordt carnaval ieder jaar uitbundig gevierd, in veel andere delen (helemaal) niet. Deze regionale cultuurverschillen gaan vaak terug tot de Reformatie en de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648). Tijdens deze strijd ontstonden regio’s die al snel aan de kant van de protestantse opstandelingen terechtkwamen. Andere regio’s hielden lang vast aan het katholieke geloof van de wettige vorst en hertog van Gelre.
Zo werd de heerlijkheid Bredevoort in 1597 veroverd door de calvinistische Maurits van Nassau. Hij maakte daarna de hele regio van Aalten tot Winterswijk protestants. Zijn halfbroer Frederik-Hendrik veroverde Groenlo pas in 1627 definitief op de katholieke vorst. In de voorliggende jaren kon het katholieke geloof dieper wortelen in de samenleving van Groenlo en omgeving dankzij de contrareformatie.
Carnaval in Aalten
Toch werd ook in Aalten vroeger carnaval gevierd. In 1937 beschreef G.H. Rots in een serie artikelen hoe het er in vroeger tijden in Aalten aan toeging. Zo wijdde hij onder andere een deel aan de ‘vastenoavond’, oftewel carnaval:
“Gaan we nu weer eens de vroolijke dingen bekijken, dan was het eerste waarvoor men zich in ’t dorp druk maakte de ‘vastenoavond’. Evenwel in vergelijking met carnavalspret in zuidelijker deelen van ’t land was het hier erg bescheiden. In enkele café’s was muziek, en op straat vertoonden zich ook enkelen met een narrenpak. Teekenend was echter de gewoonte van de jeugd door met een z.g.n. „foekepot” te loopen. Dat was een blikken bus, waarover een gedroogd stuk varkensblaas was gespannen. In ’t midden was een gaatje, waarin passend een staafje hout. Door op en neer duwen van dit stokje ontstond een brommend geluid, en zoo kon men op vastenavond het doffe geluid hooren van foeke-foeke-foeke. Men zong daarbij het volgende liedje:
Foekepotterij, foekepotterij, geef me een centje, dan ga ik voorbij. ’k Heb geen geld om brood te koopen, ‘k Heb al zoo lang met de foekepot geloopen. Foekepotterij, foekepotterij, geef me een centje, dan ga ik voorbij.
Het centje werd meestal gegeven, en de „vastenaovendsgekken” maakten goede zaken.”
Aalten heeft zelfs drie carnavalsverenigingen gehad: De Slinge-raars, Spuit Elf en De Olde Mölle.
Carnavalsvereniging De Olde Mölle, Aalten – Prins Jan, zijn adjudant en de Raad van Elf.
Tegenwoordig wordt carnaval in Aalten alleen nog maar gevierd door de kinderen van de St. Jozefschool, de enig overgebleven katholieke basisschool in het dorp. Andere Aaltenaren die carnaval willen vieren, wijken noodgedwongen uit naar bijvoorbeeld Groenlo (Grolle), ‘s-Heerenberg (Waskuupstad) of Doetinchem (Leutekum).
Krantenberichten
De Maasbode, 5 februari 1913Carnaval Mater Amabilisschool, Aalten – Dagblad Tubantia, 30 januari 1961Dagblad Tubantia, 24 februari 1965Dagblad Tubantia, 9 april 1965
Dagblad Tubantia, 12 november 1965Dagblad Tubantia, 18 februari 1966
Nieuwe Winterswijksche Courant, 21 februari 1968
19661980
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Op donderdag 2 juni 1927 vond in Aalten de jaarlijkse Landdag plaats van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm (BVL). De feestelijkheden werden overschaduwd door de stormramp die de dag ervoor enkele naburige gemeenten zwaar had getroffen. Desondanks blikte men achteraf terug op een geslaagd evenement met naar schatting ongeveer 5000 bezoekers.
De BVL was een Nederlandse paramilitaire organisatie opgericht in 1918, direct na de Eerste Wereldoorlog, als een reactie op de onzekerheden en dreigingen die Europa in die tijd doormaakte. Jaarlijks organiseerde de BVL een zestal regionale landdagen. Deze landdagen waren niet alleen bedoeld voor saamhorigheid en als demonstratie van militaire vaardigheden. Het was ook een signaal van het koningsgezinde, antirevolutionaire gezinde deel van Nederland, dat aan de “aanhankelijkheid en onwankelbare trouw aan vaderland en vorstenhuis” van de BVL niet viel te tornen. Onder het motto “Als ’t moet” gaven zij op deze dagen blijk dat de Vrijwillige Landstorm met tienduizenden mannen voortdurend ‘waakzaam’ en ‘paraat’ stond.
Ontvangst genodigden
In de vroege ochtend werden de inwoners van het dorp gewekt door herauten te paard die de reveille bliezen. Gedurende de ochtend liepen groepen mensen in historische kostuums door de met vlaggen versierde straten, deelnemers aan het openluchtspel. Rond het middaguur marcheerden de mensen in kostuums van kleedplaats Irene naar de Markt, waar ze zich voor het gemeentehuis opstelden om de officiële ontvangst luister bij te zetten.
Tegen kwart over twaalf nam burgemeester Monnik het woord in de met planten versierde raadzaal die vol zat met genodigden. Onder hen bevonden zich Generaal-Majoor b.d. L.F. Duymaer van Twist, voorzitter der Nat. Landstorm Comm.; Generaal Leverland als vertegenwoordiger van de Minister van Oorlog; Luitenant-Kolonel Mr. A. Baron van Heeckeren van Kell, voorzitter gewestelijke Landstorm Commissie; Luitenant-Kolonel Froger, vertegenwoordiger van de inspecteur van de Vrijw. Landstorm; Luitenant-Kolonel Lavalye, commandant Landstormcorps Overijssel; Majoor Tucker, commandant Twente; Majoor van Ingen-Schouten, commandant van van het Landstormverband; 1e Luitenant Boulogne, secretaris van het hoofdcomité; 1e Luitenant Korswagen; de heren van Basten Batenburg en Van Marle van Brummen; pastoor Van Rooijen; ds. Renting; de burgemeesters van Winterswijk, Dinxperlo, Wisch en Vorden; Dr. Schmitz, Oberbürgermeister van Bocholt en de burgemeesters van Liedern en Vreden.
De officieele ontvangst van de verschillende autoriteiten op het gemeentehuis te Aalten.
De burgemeester heette alle aanwezigen welkom en dankte hen hartelijk voor hun komst. In zijn toespraak sprak hij onder andere de volgende woorden:
Burgemeester A.J.W. Monnik
„Uwe komst reeds naar hier, toont uwe groote belangstelling in het doel en streven van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm in het algemeen, en in den arbeid van de plaatselijke afdeeling in het bijzonder, welke het initiatief nam tot het organiseeren van dezen Landdag. Zooals ik zeg, het is voor ons gemeentebestuur een bijzondere eer, in de gelegenheid te zijn U in onzen schoonen Achterhoek te mogen ontvangen, den Achterhoek, waarvan onze Geldersche Cats, de Eibergsche dichter Willem Sluijter, eenmaal schreef: „Waar iemand duizend vreugden zoek’ „Mijn vreugd is in dee’z Achterhoek.”
Wellicht is naar sommiger meening die opvatting wat al te partijdig, maar ik ben zoo vrij om dat toe te schrijven aan onvoldoende bekendheid met deze streek, die zoo rijk is aan natuurschoon, gezegend met weligen wasdom, groennend malsche weiden, heerlijke bosschen met kabbelende beekjes. Meerdere bekendheid toch zou hen zeker tot de overtuiging brengen, dat in dezen Achterhoek nu niet bepaald „Achterlijke” menschen wonen. Was het niet in onze omgeving dat het eerst de woeste heidegronden werden ontgonnen en met behulp van kunstmest in vruchtbare weilanden en akkers werden herschapen? Was het niet door Coöperatie op allerlei gebied, in het bijzonder op het Zuivelgebied en bankwezen, dat de landbouwende bevolking tot meerderen welvaart werd gebracht? Werden niet hier reeds vroeg industrieën gevestigd, die men nergens elders in ons land aantrof? En deze vooruitstrevende bevolking woont in eene oude historische landstreek.
Reeds in Charters uit het jaar 828 komt de naam van onze gemeente als Aladna voor, destijds aan den oudsten heirbaan en handelsweg naar ons land, den zoogenaamden Hessenweg gelegen. En tot onze gemeente behoort het typische stadje Bredevoort, eenmaal een sterke en gewichtige vesting, waaraan zoovele historische herinneringen verbonden zijn; nu eens door Spanjaarden, dan weer door Staatschen belegerd en bezet, en ten slotte door den Staten van Gelderland aan het huis van Oranje Nassau geschonken. Ja, wij zijn er trotsch op, dat onze geëerbiedigde Vorstin nog voert den titel van Vrouwe van Bredevoort. Mijne heeren, is het wonder, dat de gehechtheid aan het aloude doorluchtige huis van Oranje Nassau hier vooral niet minder sterk gevoeld wordt dan ergens elders in ons vaderland. Een betere plaats in Gelderlands Achterhoek dan Aalten, tot het houden van dezen Landdag, zou dan ook moeilijk gekozen worden.
Van harte hoop ik, mijne heeren, dat deze Landdag, waarop thans zulk een donkere schaduw is gevallen, daar toch, terwijl wij ons opmaakten om dezen dag voor de gemeente Aalten tot een feestdag te maken, ons aangrenzende gemeenten door een zwaren ontzettenden ramp werden getroffen, dat deze Landdag toch aan zijn doel moge beantwoorden en een goeden dag moge zijn. Moge het mij vergund zijn van deze plaats ook onze hartelijke deelneming te betuigen aan onze zustergemeenten en hare ingezetenen, die zoo zwaar zijn getroffen. Ik heb gezegd.”
L.F. Duymaer van Twist
Vervolgens nam Generaal-Majoor Duymaer van Twist het woord en bracht namens allen vriendelijk dank voor de feestelijke ontvangst. „Mijnheer de voorzitter, getroffen door de groote ramp, die deze streek heeft geteisterd, dacht ik aanvankelijk dat deze landdag niet door zou gaan. Ik zie echter ook in dat dit op het allerlaatste oogenblik niet meer mogelijk was. Wij moeten nu dezen landdag houden op stemmiger wijze. Ik wil toch wijzen op de beteekenis van de Landdagen, die den band versterken en liefde aankweeken voor het vorstenhuis. Er is steeds groot enthousiasme voor den Landstorm, die ik ook in de volle belangstelling van de bevolking van den Achterhoek aanbeveel. Dat zij veel moge bijdragen, tot heil van ons volk!”
Lunch
Hierna werden verversingen en sigaren gepresenteerd. Tegelijkertijd stelden de deelnemers aan de Landdag zich op het Marktplein op in marsformatie en hielden ze een optocht door het dorp. Het Bestuur, de Commissie van ontvangst, de autoriteiten en genodigden, verenigden zich aan een lunch in de Sociëteit op het Blik, nadat ze eerst op de stoep van het gemeentehuis op de foto waren gezet.
Tijdens de lunch hief generaal Duymaer van Twist eerst een toost aan op H.M. de Koningin. De Oberbürgermeister van Bocholt, Dr. Schmitz, wees op de sterke muur, die de Landstorm vertegenwoordigde, uit liefde en trouw. Vrijwilligheid is de beste waarborg om de rust te handhaven, aldus Schmitz. Ook herinnerde hij aan de jaren 1922 en 1923, toen de Nederlandse grensbewoners Bocholt hielpen met onder andere levensmiddelen. Bocholt zal dat nooit vergeten. Het was hem een groot genoegen dit hier te mogen memoreren.
De burgemeester liet tijdens de lunch een pijp circuleren met zilveren beslag, waarop gegraveerd „Landstorm Aalten”. Deze pijp dateerde vermoedelijk uit 1814. Uit het archief bleek namelijk dat 14 januari 1814 een verzoek aan Aalten werd gedaan om 75 weerbare mannen te sturen. Deze moesten zich te Zutphen met anderen verenigen, om vervolgens naar Deventer te gaan, dat nog door de Fransen bezet was. Vermoed werd dat deze pijpen bij terugkeer aan deze en gene als souvenir zijn uitgereikt.
Een aardige groep uit den optocht.
Middagprogramma
Na de lunch begaf het gezelschap zich naar het feestterrein, dat bij aankomst al bijna volledig door bezoekers was bezet. De voorzitter van de Centrale Landdag-commissie, burgemeester Monnik, opende de Landdag met de volgende toespraak, die dankzij twee Philips luidsprekers tot ver in de omgeving duidelijk te verstaan was:
„Ons aller harten zijn vervuld met den grooten ramp, die onze naaste omgeving heeft getroffen. Ons Landdag-comité heeft hedennacht nog vergaderd en ieders eerste gevoelen was, dat er dezen dag van geen vreugde of feestelijkheid sprake mocht zijn. Zeer begaan met het lot van onze mede-Achterhoekers, doch niet in staat op het laatste ogenblik dezen Landdag op te schorten, heeft het Comité ten slotte eenparig besloten op de aangekondigde wijze alles te doen plaats hebben.
Als voorzitter van de Centrale Landdag-Commissie roep ik U allen, die naar hier zijt overgekomen om met ons dezen dag te houden, van deze plaats een hartelijk welkom toe. Het is ook voor de plaats onzer inwoning een bijzondere onderscheiding, dat deze Landdag, de eerste in Gelderlands Achterhoek, hier te Aalten gehouden wordt; en het wordt daarom door ons ook op hoogen prijs gesteld.
Geen buitenstaander weet, welk een groote inspanning en arbeid er noodig was om alles voor elkaar te krijgen en ons bestuur achtte zich dan ook gelukkig zulk een uitnemend uitvoerend comité naast zich te hebben dat alles zoo keurig tot in de puntjes verzorgde en regelde. Ook op andere wijze werd allerlei medewerking ondervonden. Spr. brengt namens het Centrale Comité hartelijk dank voor hunne bemoeiingen. Maar alle voorbereiding zou weinig hebben gebaat, indien de sprekers, die hedenmiddag voor ons hopen op te treden, zich niet bereid hadden verklaard tot ons over te komen en daarnaast de verschillende verenigingen op militair gebied en op het gebied van de lichamelijke opvoeding ons hare medewerking niet hadden willen verleenen.
De spreker eindigde met de wens: „Moge het ons gegeven zijn hier een goeden middag te hebben en moge deze voeren tot het doel dat wij ons van dezen dag hebben voorgesteld, n.l. de aandacht te vestigen op de gewichtige betekenis van den Bijzonderen Vrijwilligen Landstorm, die steeds gereed staat om elk, die zich van de macht wil meester maken, te weerhouden. En hiermede verklaar ik dezen Landdag geopend”. (Applaus)
Nu kwam de pastoor van Harreveld aan het woord. Hij bedankte de burgemeester voor zijn woorden van medeleven voor de getroffenen. Deze ramp overtrof die van Borculo, aldus de pastoor, vanwege het grotere aantal doden en gewonden. In de gemeente Lichtenvoorde waren 46 huizen geheel met de grond gelijk gemaakt en 30 huizen waren volledig onbewoonbaar geworden.
Hoewel hij het niet graag deed, vond hij dat hij – onder de omstandigheden – niet anders kon dan de hand ophouden voor een aalmoes. Hij vroeg de bezoekers om de helft van het bedrag dat zij aan het feest hadden willen besteden, af te staan aan de slachtoffers van de ramp. Door enkele dames werd hierna een schaalcollecte gehouden, welke een flink bedrag opleverde voor de geteisterde streek.
Hierna sprak generaal Duymaer van Twist. Hij sloot zich aan bij de woorden van de vorige spreker en verklaarde met diepe ontroering kennis te hebben genomen van de ramp die deze streek had getroffen. Als voorzitter van de Nationale Landstorm Commissie bedankte hij al die mannen, die tijd nog moeite hadden gespaard om deze dag te organiseren. Hoewel hij betreurde dat geen van de ministers aanwezig kon zijn, bedankte hij Generaal Leverland, de vertegenwoordiger van de Minister van Oorlog, voor diens aanwezigheid. Ook richtte hij een woord van dank aan Philips Eindhoven, voor de luidsprekerinstallatie.
Verder sprak hij nog de volgende woorden:
„Toen in November 1918 pogingen gedaan werden naar de macht te grijpen, toen revolutionaire stormen onze grenzen naderden, stelden zich dadelijk duizenden vrijwilligers beschikbaar om te helpen het gezag te handhaven. Uit die spontane daad is gegroeid het instituut van de Bijzondere Vrijwillige Landstorm. Wanneer men zegt: Gij zijt militairisten, dan werpen wij dit verre van ons. Wij zijn geen militairisten, omdat wij geen overheersing wensen. Dat laten wij over aan de communisten in Rusland, die grootere legers hebben dan welk ander land ook. Wij zijn ook geen imperialisten. Wij zijn tevreden met ons stukje grond. Wat wij Nederlanders willen is dit: Wij willen Holland houden!” (Applaus)
„En nu hoort men wel eens: is het in onzen tijd nog noodig, dat wij paraat blijven, dat ons Instituut blijft bestaan? Wij moeten dit bevestigend beantwoorden. Ziet naar Oost-Indië! Ziet naar China! Hoe men overal propaganda tracht te maken voor de revolutie. Zegt het U niets, dat bij de verkiezing der Provinciale Staten meer dan 70.000 stemmen werden uitgebracht op communisten. Wanneer men mij daarom vraagt of dit instituut gemist kan worden, antwoord ik: beslist neen.”
„En nu wacht mij nog een aangename opdracht. Ik heb van de Nationale Landstormcommissie de opdracht gekregen om twee mannen in uw midden te huldigen, die bijzonder geijverd hebben voor dezen dag. Het is in de eerste plaats de heer A. van den Boomgaard en in de tweede plaats de heer B.G. Papiermole. Beide mannen dank ik voor al den arbeid die zij zich voor het slagen van dezen dag hebben willen getroosten. Moge deze dag in aangename herinnering blijven en wil dit souvenir aanvaarden.”
Duymaer van Twist overhandigde de heren het cadeau, bestaande uit een met zilver gemonteerd inktstel en dito rookstel. (Applaus)
Défilé
Hierna volgde het defilé van de aan de Landdag deelnemende groepen en leden van de BVL – naar schatting ongeveer 1500 personen – langs de officiële tribune. Daarna was het de beurt aan het schuttersgilde St. Hubertus uit Ulft met vendelzwaaien. De Aaltense gymnastiekverenigingen Achilles en DOK Juliana vertoonden vrije- en orde-oefeningen. Het meest in de smaak vielen echter de evolutiën te paard, door een afdeling van het 4e half-regiment huzaren te Deventer. Vooral het carousselrijden en het nemen van hindernissen waren indrukwekkend. Tot slot van deze oefeningen werd een ‘W’ geformeerd, de sabel gepresenteerd en de muziek zette het Wilhelmus in, dat door de aanwezigen spontaan werd meegezongen.
De voorzitter maakte bekend dat het Comité had besloten om 30 prijzen beschikbaar te stellen voor deze huzaren. De prijzen bestonden uit pijpen die in Aalten waren vervaardigd, in de bekende fabriek van Becking en Vaags. Op iedere pijp was gestempeld: „Landdag 2/6, Aalten 1927″. Daarnaast waren er vijf prijzen voor de beste springers.
Nog een groep die in de optocht veel bekijks had.
Colonne geweer
Na een toespraak door ds. G. Hofstede, voorzitter van de Gewestelijke Landstorm Commissie, verbond Vollenhove, deelde de burgemeester mee dat er een telegram was ontvangen van de Militaire Luchtvaartafdeling te Soesterberg. Dit telegram meldde dat, vanwege de ongunstige weersomstandigheden, het esquadrille vliegtuigen niet zou komen.
Vervolgens gaven onderofficieren van het 8e Regiment Infanterie te Arnhem een mooie demonstratie “Colonne geweer”. De verschillende bewegingen en standen werden op militair correcte wijze uitgevoerd. Tot slot van de oefening werd een stand gegeven onder het ratelen van de machinegeweren, terwijl enkele parachutes werden afgeschoten en een mand met postduiven werd geopend. De duiven kozen onmiddellijk na hun vrijlating de weg naar hun hok. Dus toch nog vliegdemonstraties.
Daarna presenteerde gymnastiekvereniging DOK Juliana verschillende mooie oefeningen, terwijl het uitvoerend comité van de Landdag werd gefilmd. Ook tijdens de andere programmaonderdelen was de film-operateur steeds in de weer.
Historisch tafereel
Toen kwam het hoogtepunt van de dag, het historische tafereel „De inneming van Breedevoort in 1597 door Prins Maurits”. Een grote vestingmuur met poort en torens was daarvoor tegenover de tribune opgebouwd. Na de opeising van de stad door een heraut van Prins Maurits, welke van de hand werd gewezen, werd de vesting door vier kanonnen onder vuur genomen. De daaropvolgende bestorming deed spoedig de witte doeken boven de muren verschijnen, als teken van overgave. De Spaanse bezetters verlieten de vesting, en Maurits nam deze in bezit. Het indrukwekkende schouwspel oogstte veel waardering.
Hiermee was het middagprogramma afgelopen. Aan de uitgang van het terrein collecteerden gekostumeerde dames voor de stormramp.
Avondprogramma
‘s Avonds werd tegen negen uur een concert gegeven op het terrein, afgesloten met vuurwerk. Zeldzaam mooie nummers werden ten beste gegeven en de oude vesting Bredevoort deed fantastisch aan, bij het schijnsel van het gekleurde licht. Het was een sprookje, vol lichtend, sprankelend, sissend, kleurrijk lichtspel. Enkele zeer mooie onderdelen waren, onder andere, de op een schijf schietende landstormman en het tableau „Leve de Landstorm”.
Een belangrijke bijdrage aan het succes van het evenement werd geleverd door de twee luidsprekers die kosteloos ter beschikking waren gesteld door de N.V. Philips’ Radio te Eindhoven. Hierdoor waren alle sprekers over het hele terrein duidelijk verstaanbaar. Zelfs de bewoners van de Meiberg, op grote afstand van het terrein, konden de sprekers nog volgen. Het was ook een groot gemak voor de Feestleiding, als iemand op het grote terrein uit de duizenden aanwezigen moest worden gezocht. Een eenvoudige oproep via de luidsprekers en al gauw zag men de gezochte persoon zich naar de tribune begeven.
Na afloop keek men op deze Landdag terug als een uiterst geslaagd evenement.
Herhaaldelijk lezen we of hooren we spreken van „Plan 1913″. Wat wordt daarmee bedoeld, wat is dat ? Dat is het plan of voornemen, om de heugelijke gebeurtenis, nu 100 jaar geleden, feestelijk te herdenken. Is daar reden voor? Zij, die dat nog vragen, geven bewijs het geleerde op school, wat betreft de geschiedenis van ons vaderland, te zijn vergeten. Het eenige dat hiervoor ter verontschuldiging kan worden aangevoerd is, dat voor velen de schooljaren reeds ver achter den rug liggen en mondelinge overlevering niet meer wordt gehoord.
Het was in 1863, toen in Aalten het vijftigjarig feest van Neêrlands Onafhankelijkheid werd gevierd, heel anders. Toen was er haast geen gezin of uit den mond van grootouders hoorde men of had men hooren vertellen van den droevigen tijd door onze voorouders doorleefd, zoolang de Franschen hier de baas waren. Voorvallen, die een familie persoonlijk hadden getroffen werden verteld, doch nu, 50 jaar verder, is veel van dat alles met den sluier der vergetelheid bedekt.
In ’t algemeen willen we daarom enkele feiten in herinnering brengen, die de geschiedenis heeft geboekt. De 17e eeuw (1600-1700) wordt genoemd de „gouden eeuw” onzer historie, de 18e eeuw (1700-1800) de „eeuw van verval”.
Aalten versierd ter gelegenheid van 100 jaar onafhankelijkheid, 1913
Wat was de oorzaak van dat verval? Men ging rusten op de lauweren door het voorgeslacht behaald. Ondernemingsgeest trof men niet meer aan. In ledigheid ging men genieten van de verzamelde rijkdommen en was men beangst daarvan iets af te staan, wat kon strekken tot bevordering van ’s lands welvaart. Voor leger en vloot stelde men geen gelden beschikbaar en het aanzien van de ééns zoo machtige republiek der Vereenigde Nederlanden slonk van jaar tot jaar.
In ’t oog van de andere Europeesche Staten telden wij niet meer mee. Daarbij ontstond ontevredenheid over het beheer, die werd aangevuurd door den revolutiegeest, die zich in Frankrijk openbaarde, zoo zelfs, dat de Omwentelingsgezinden, Patriotten genoemd, vijandig optraden tegen Stadhouder Willem de Vijfde en zijne aanhangers, Prinsgezinden geheeten.
De Franse tijd
Toen de groote Omwenteling in Frankrijk had plaats gehad, en de revolutionairen den Koning en de Koningin om ’t leven hadden gebracht, riepen de Patriotten de hulp in van de Franschen om ook hier den Stadhouder te verdrijven. Deze kwamen in 1795 met een groot leger ons land binnentrekken en werden door de omwentelingsgezinden met gejuich ontvangen.
De regeering was niet in staat hen te keeren, want het leger was niet behoorlijk uitgerust en de vestingen waren vervallen. Het geld voor ’t onderhoud daarvan benoodigd, was bezuinigd, doch nu konden zij aan de Franschen 100 millioen gulden geven, welke deze eischten voor de door hen bewezen hulp en bijstand. Willem de Vijfde nam de wijk naar Engeland en zijn tegenstanders namen de plaats in van de vroegere regeeringspersonen.
Nu hadden de Franschen wel weer kunnen vertrekken, maar daar dachten ze niet aan. Telkens werden de Fransche soldaten, wanneer zij hier goed gevoed en gekleed waren, verwisseld met een havelooze uitgehongerde bende, om hier op kosten der burgerij weer in goeden doen te komen. Hun invloed op den gang van zaken hier te lande nam intusschen meer en meer toe, tot ze geheel het bestuur in handen kregen.
In Frankrijk heerschte groote verwarring tot het eindelijk aan een advocatenzoon afkomstig van Corsica, Napoleon Bonaparte geheeten, gelukte wat orde te scheppen. Hij was een dapper generaal en een bekwaam krijgsman, die de legers van de Staten, die aan Frankrijk den oorlog hadden verklaard, versloeg en aan zijn vijanden vernederende vredesvoorwaarden voorschreef. In 1804 liet hij zich uitroepen als Keizer en twee jaar later zond bij zijn broeder Lodewijk Napoleon hierheen om als Koning over ons land te regeeren.
Zware offers
Het bondgenootschap met Frankrijk kostte ons zware offers. De Engelschen, die met de Franschen in oorlog waren, werden nu ook onze vijanden en namen bijna al onze koloniën in bezit en roofden onze koopvaardijschepen, waardoor onze handel zoo goed als verliep. Men moest reeds een vierde van zijn inkomen aan belasting betalen en nog eischte Napoleon meer.
Napoleon had zijn broeder Lodewijk hier als koning doen uitroepen in de verwachting dat deze zich geheel naar zijn wil zou schikken. Hierin werd hij echter teleurgesteld. Lodewijk kwam hier met de bedoeling den bloei van zijn rijk zooveel mogelijk te bevorderen en het volk voor verdere verdrukking te bewaren. Dit heeft hij ook getoond door o.a. te weigeren de loting en de tierceering in te voeren en door het oogluikend toelaten van den sluikhandel met Engeland.
Napoleon had om Engeland te treffen allen handel met dit land ten strengste verboden. Nu Lodewijk hem hierin niet genoeg steunde, noodzaakte hij hem afstand te doen (1810) en Holland werd bij Frankrijk ingelijfd. Ons land werd nu een Fransche provincie en hield dus op een zelfstandig rijk te zijn. De regeering werd thans op Franschen voet ingericht. De Nederlandsche taal moest langzamerhand verdwijnen. Op de scholen moest Fransch worden geleerd en ook de dagbladen moesten in ’t Fransch verschijnen.
Een leger douanen bezette de kust en zorgde, dat wanneer een schip met Engelsche goederen binnen kwam, de lading werd verbrand. De Indische waren, zooals koffie, thee, tabak, rijst, stegen daardoor verbazend in prijs. De verarmde burgerij behielp zich met aftreksel van geroosterd roggebrood in plaats van koffie te gebruiken en in plaats van tabak rookte men noteboombladeren. Om de suiker te vervangen, legde men zich er op toe uit het zoete sap van mangelen suiker te maken.
Vele welgestelde burgers werden arm en zij, die van hun renten moesten leven, alsmede tal van weeshuizen en liefdadigheidsgestichten leden gebrek toen Napoleon de rente der staatsschuld liet tierceeren, d.w.z. maar voor één derde liet erkennen. Zij, die b.v. recht hadden op ƒ 300 rente, kregen maar ƒ 100 uitbetaald. Er werd niet meer verdiend, maar wel moest worden opgebracht, waardoor de armoede begon te nijpen; honderden huizen werden voor afbraak verkocht, prachtige buitenplaatsen voor een kleinigheid weggedaan, paarden en rijtuigen afgeschaft en dienstboden ontslagen. In Amsterdam groeide het gras op de straten.
Vechten voor Napoleon
Doch de Franschman nam niet alleen het goed maar eischte ook het bloed. Napoleon had soldaten noodig om in alle oorden van Europa voor hem te vechten en dwong nu onze jongens om in zijn legers te dienen. Hij voerde n.l. de loting in, wat voor ons iets ongehoords was. In onze vroegere oorlogen meldden zich altijd genoeg vrijwilligers aan om het vaderland te verdedigen, maar nu werd bij loting aangewezen wie de wapens moest opvatten. Zoo zagen tal van gezinnen hunne geliefde betrekkingen naar den vreemde voeren om ze nooit terug te zien.
Toch durfde niemand klagen of hij maakte kennis met de gevangenis. Geheime spionnen slopen overal rond, om elk verdacht woord op te vangen en de politie drong vaak huizen binnen en opende de brieven om iemands meening over den Keizer te hooren. Boeken en kranten mochten niet verschijnen vóór zij waren goedgekeurd.
Toch had deze verdrukking ook zijn goede zijde. Het volk vergat thans zijn oude partijschappen en gevoelde zich weer één en hunkerde naar verlossing. Napoleon’s macht was ten top gestegen. Alleen Engeland en Rusland trotseerden hem nog, anders heerschte hij over geheel Europa. Ook Rusland zou nu zijn slagen voelen. Met een leger van meer dan een half millioen trok hij derwaarts, doch van elk twintig tal soldaten kwamen er negentien in Rusland’s sneeuwvelden jammerlijk om het leven. Ook de ongeveer vijftienduizend Nederlanders zagen hun vaderland niet weer terug.
Oranje boven
Na dezen afloop beraamden de graven van Hogendorp, van Limburg Styrum en van der Duijn van Maasdam in stilte plannen om het Fransche juk af te schudden. Na den slag bij Leipzig, waarin Napoleon werd geslagen, werd het sein tot den opstand gegeven door het zich tooien met de oranjekleur, wat vroeger met den dood werd gestraft. De Fransche soldaten zagen verbluft en hadden den moed niet zich daartegen te verzetten.
Pruisen en Kozakken boden hulp en den 15 November 1813 klonk reeds het „Oranje boven” door Arnsterdam’s straten en twee dagen later in Den Haag. Den 21 November aanvaardden van Hogendorp en van der Duijn van Maasdam het voorloopig bestuur en den 30 November stapte de Prins van Oranje, zoon van den verdreven Stadhouder Willem de Vijfde, te Scheveningen aan land, waar hij met ongekende geestdrift door de menigte werd toegejuicht. Twee dagen later werd hij te Amsterdam als Souvereinen Vorst uitgeroepen.
De Franschen dropen af en Nederland was vrij. Dat is nu honderd jaar geleden en al dien tijd bleven we er voor bewaard, dat vijanden onze grenzen overschreden. Er is dus reden, om met dank aan God Neêrlands’ verlossing feestelijk te herdenken. Waardeeren we onze vrijheid, want geen grooter ramp kan een volk treffen, dan wanneer het door vreemden wordt overheerscht. Bij het nu binnen de gemeente Aalten te vieren eeuwfeest van onze onafhankelijkheid op 28 Augustus a.s. klinke dus luide onze aloude leuze: „Oranje boven”.
AI was het wat laat in den tijd, er zou toch dit jaar weer een Schuttersfeest gehouden worden, wat sinds 1900 niet het geval was geweest. In 1901, 1902 en 1903 was het de wielerclub „Houd Moed”, die óf alleen óf in samenwerking met „Floralia” nog eens een feestje organiseerde. Doch daar de wielerclub, naar wij hoorden, ontbonden is, was van dien kant geen feestelijkheid te verwachten.
Het was daarom van eenige werklieden een goede gedachte om te trachten een Schuttersfeest te organiseeren en door de flinke medewerking van de burgerij, die daarvoor milde bijdragen schonk, en door de aanmelding vaneen groot aantal liefhebbers van schieten was dat mogelijk. Het getal schutters was dan ook meer dan het dubbele van het laatst gehouden schuttersfeest.
De optocht, die Woensdagmorgen door het dorp trok, had dan ook veel bekijk en mocht best gezien worden. Met een goed muziekkorps voorop ging het in goede orde door de verschillende straten en werd voor de huizen van den Burgemeester, den Pastoor en enkele particulieren het vaandel geslagen. Op het feestterrein stonden de masten reeds klaar, met den vogel en den fladder in top, waar de schutters hun geoefendheid op konden toonen.
De vogel was zeer zwaar gemaakt en daardoor duurde het verbazend lang, voordat bekend werd, wie als koning van het Schuttersfeest moest worden gehuldigd, Ten laatste werd de vogel toch bij de verschillende gedeelten afgeschoten en werd de eerste prijs voor de romp toegekend aan A. H. Huinink, die daardoor koning werd. De 2e prijs voor het afschieten der rechtervleugel verkreeg D. Dibbets. De 3e prijs voor den linkervleugel viel bij loting ten deel aan J.H. Papenborg, terwijl de 4e prijs voor den kop aan J. Walvoort en de 5e prijs voor de staart aan G.J. Wensink werd toegekend.
Bij het fladderschieten bleken de knapste schutters te zijn: H.J. Degenaar, die dele, G.W. van Eerden, die de 2e, H.A. Hoopman, die de 3e, G.J. Brunink, die de 4e, en Chr. Bijen, die de 5e prijs bekwam. Bij het ringrijden te paard werden de prijzen gewonnen als volgt: H. Bouhuis dele, W. H. Veldkamp de 2e, J. Heersink de 3e, J.B. Bouhuis de 4e, en A. J. Mateman de 5e prijs.
Tegen 6 uur, toen de wedstrijden waren afgeloopen, trok men weer in optocht door het dorp naar het feestgebouw van den heer P. Lelivelt bij het station, waar de prijzen met een toepasselijk woord door den voorzitter der feestcommissie, de heer de Wit, aan de winners werden uitgereikt, en waar men nog lang in opgewekte stemming bij elkaar bleef. Daar het feest goed is geslaagd en alles in de beste orde afliep, mag het bestuur van het Schuttersfeest met trots op haar arbeid terugzien, aan welken arbeid altijd veel moeite en opofferingen verbonden zijn. Zij heeft velen een prettige dag bezorgd en dit is voor haar al een mooie belooning.
Op 6 september 1898 kreeg Nederland een nieuwe vorstin: koningin Wilhelmina. Op 31 augustus 1898 was Wilhelmina achttien jaar geworden en daarmee kreeg ze ook de bevoegdheid om de regering op zich te nemen. De inhuldiging vond een week na haar achttiende verjaardag plaats in de Nieuwe Kerk in Amsterdam. Deze feestelijke gebeurtenis werd in het hele land uitbundig gevierd. Ook in Aalten en Bredevoort werd het kroningsfeest gevierd.
Ter gelegenheid van het 40-jarig regeringsjubileum van de Koningin, blikte de Aaltense Courant in 1938 terug op het kroningsfeest voor Wilhelmina:
Nu de voorbije feestdagen ter gelegenheid van het 40-jarig regeeringsjubileum van H. M. de Koningin nog versch in het geheugen liggen, is het misschien niet onaardig – en de ouderen onder onze lezers en vooral zij, die deze feesten meer van nabij meemaakten, zullen het zeker ten zeerste op prijs stellen – wanneer wij eens het een en ander mededeelen over de Kroningsfeesten, welke hier te Aalten zoowel als elders met eenzelfde geestdrift gevierd werden als dit nu met het 40-jarig regeeringsjubileum het geval was. Kortheidshalve moeten wij ons hierbij in hoofdzaak beperken tot de gemeente Aalten. Ons courantenarchief bewijst ons hier uitstekende diensten.
Wij schrijven Woensdagavond 5 Januari 1898: vergadering van het comité voor de viering van het Kroningsfeest in de Sociëteit op het Blik. Ons nummer van den 8en Januari 1898 geeft daarvan het volgende verslag:
Aaltensche Courant, 20 augustus 1898
„Onder voorzitterschap van den heer A.P. Slicher van Bath vergadert de commissie voor de viering van het Kroningsfeest. Ook de verschillende buurtschappen waren hierbij vertegenwoordigd doch van één deel der gemeente n.l. Bredevoort waren geen afgevaardigden in de commissie gekozen, omdat men verwachtte, dat aldaar wel een afzonderlijk feest gevierd zal worden. Al spoedig bleek, dat er verdeeldheid was en een warm debat over enkele punten bleef dan ook niet achterwege. Uiteindelijk werd besloten dat, als de muziek zich wil laten vinden, er op 31 Augustus en 1 September feest gevierd zal worden. Van het gemeentebestuur zal een bijdrage gevraagd worden ten behoeve van een kinderfeest voor alle in de gemeente bestaande scholen en voor een uitdeeling aan behoeftigen en ouden van dagen.”
Het door de commissie aan den raad dezer gemeente gerichte adres om een subsidie voor de te houden feesten, als in haar vergadering van 5 Januari, vond in den Raad een gunstig onthaal, al kon men het in de zitting van 12 Februari niet eens worden over de grootte van het toe te kennen bedrag, waarna deze zaak werd aangehouden tot een volgende vergadering. Hier bleek meer overeenstemming te bestaan. Ons nummer van 12 Maart 1898 bericht hierover:
„In de hedenochtend gehouden raadsvergadering werd met eenparige stemmen besloten aan het Kroningscomité een subsidie te verleenen van f 300.– met de bedoeling, dat daarvan f 150.– zal worden bestemd voor de schoolkinderen en f 150.– om daarmede ook den armen dezer gemeente een vroolijken dag te bezorgen”.
Het Comité was meer dan tevreden met dit bedrag. Een dergelijke som beteekende in die dagen heel wat en de heer Slicher van Bath was dan ook wel de tolk van heel de bevolking, wanneer hij in de daaropvolgende vergadering van het comité den raad den diepgevoelden dank overbracht voor deze toekenning. Het is ons niet bekend of door middel van lijsten ook bijdragen werden gevraagd van de ingezetenen ter bestrijding van de kosten der te houden feestelijkheden. Wij konden hierover geen enkele mededeeling vinden.
Wat de verdere werkzaamheden van het comité betreft, hierover kunnen wij geen nadere mededeelingen doen, daar ons deze niet bekend zijn. Wel kunnen wij constateeren, dat het in den opzet der feestelijkheden naar ieders wensch geslaagd is en Aalten toendertijd feest gevierd heeft, waarop het nog lange jaren met voldoening kon terugzien. Men oordeele slechts over het volgende programma:
Zie afbeelding rechts (klik om te vergroten).
Verslag der feestelijkheden
Tenslotte laten wij hier volgen het verslag der feestelijkheden zooals dat voorkomt in ons nummer van 3 September 1898:
Aaltensche Courant, 10 september 1898
„Nadat ten 7 ure alle klokken gedurende een half uur waren geluid, werd te half negen een muziekuitvoering op de Markt gegeven en werd vervolgens in de verschillende Kerkgebouwen Gods zegen afgesmeekt voor het welzijn van de jeugdige Vorstin en hare door Nederland zoo hoog gewaardeerde Moeder. De aanspraak van den Burgemeester, welke voor een groot gedeelte onverstaanbaar was, werd gevolgd door een uitvoering van de voor deze gelegenheid opgerichte zangvereeniging onder leiding van den heer Veldkamp. De gezongen liederen klonken flink over het plein en de woorden waren wel geschikt om de geestdrift op te wekken.”
Van 12—3 uur vond de tentoonstelling „Floralia” in de Sociëteit plaats, welke honderden bezoekers trok. Prijswinnaars waren: Eerste prijzen: Dirk Wiggers, J. Hoogenkamp, D.J. Heinen en J.W. te Hennepe; tweede prijzen: Derk Mijnen, Toon Schepers, E.J. Vreeman en J. Oberink; derde prijzen: Jan te Sla, H. Winkelhorst, G.J. Hoitink en Bern. te Brake; vierde prijzen: vrouw Wechgelaer-Doornink, Mina te Loo, Hendrik Koelman en Chr. Hoens. Onder de 105 inzenders werden 72 prijzen verloot. Als eene verrassing werd aan Derk Mijnen en Derk Peters ieder een zilveren remontoir-horloge uitgereikt, omdat zij gedurende de laatste elf jaren de meeste eerste prijzen hadden behaald.
Een even gunstig oordeel als over de verlichting in den tuin der Sociëteit, wordt door bijna allen geveld over den optocht en roemt men als om strijd de fraai versierde wagens en fietsen en de keurige costumes van de twee herauten en de knapen en meisjes. ’t Was in een woord prachtig en het is dan ook wel zeker dat het veler verwachting heeft overtroffen. De optocht werd besloten door de kinderen van de openbare dorps- en buurtscholen, die in de feesttent onthaald werden en zich om beurt konden vermaken in de op het terrein aanwezige draaimolen.
De tweede dag was meer gewijd aan de verschillende wedstrijden, als in het schieten, vliegerwedstrijd en ringrijden. Ten getale van 228 trokken de schutters, waaronder velen te paard, voorafgegaan door herauten, muziek en feestcommissie ’s morgens door het dorp en werd voor de huizen van den burgemeester en van den heer Slicher van Bath halt gehouden en door den banierdrager „het vaandel geslagen”.
In den schietwedstrijd werden overwinnaars: 1e prijs (regulateur) A.J.G. Beernink, 2e (flobert-karabijn) G.W. van Eerden, 3e (horloge) W. Meerdink, 4e (petroleumstel) J. Probst, 5e (porceleinen servies) H. Hoopman, 6e (twee kistjes sigaren, H.J. Degenaar. Vreemdelingenprijs (wandelstok) H. Weenink uit Bocholt. Door den heer Slicher van Bath waren voor de beide eerste prijswinnaars ieder een medaille beschikbaar gesteld, welke gedurende 3 jaren door het opnieuw winnen van een prijs moeten worden verdedigd. Van de ringrijderij, waaraan door 20 personen werd deelgenomen, was de uitslag: 1e prijs bij loting (12 gulden) J. Berendsen, 2e (een trens) H. Berendsen), 3e (singeldeken) B. Westerveld, 4e (wekker) M. Bongers, 5e (horloge) H. Bouhuis. In den vliegerwedstrijd behaalde W. Huinink 3 prijzen, n.l. voor de schoonste vlieger een horlogeketting, voor de grootste een portemonnaie, en voor het hoogste de 1ste prijs een horloge; de 2e prijs kreeg E. Fles en de 3e Chr. Mengerink.
De feestvreugde is in Aalten, zoover wij weten, door geen enkelen wanklank gestoord. Op beide feestterreinen is alles in goede orde afgeloopen. Van alle huizen, op een enkele uitzondering na, wapperde de driekleur, doch van versiering der woningen en straten was niet veel te bespeuren. Ook de versiering van het gemeentehuis had weinig te beteekenen, en de verlichting liet veel te wenschen over.
Kroningsfeest Bredevoort
Wat de feestelijkheden in Bredevoort betreft, ook hier was voor een uitgebreid programma gezorgd. Deze vonden plaats op 6 en 7 September.
6 September: ’s morgens 6 uur: reveille; 7–7½ uur: klokgelui; 7½–8 uur: muziek op den toren; 8½ uur; planting van den Wilhelminaboom; 9 uur: optocht; 10 uur: schietwedstrijd; 12–12½ uur; muziek op het Zand; 2–6 uur: verschillende volksspelen, wo. wedloop van drievoeters enz. enz.; 7 uur verlichting van het Zand; 8½ uur: fakkeloptocht.
7 September: ’s middags 2 uur: schoolfeest.
Uit het verslag der feestelijkheden nemen we o.a. het volgende over:
„’s Morgens te 9 uur werd op het Zand de optocht georganiseerd die er, met zijn ruiters en schoolkinderen en banieren zeer kleurig en schoon uitzag.Eerst werden de eere-leden, de hh. B.S. Mulder, pastoor, en A.J. Wartena, predikant, afgehaald, waarna de stoet zich naar het Marktplein begaf ter planting van den Wilhelminaboom (geschonken door den heer Bulten te Aalten). Na een kort woord van den voorzitter der feestcommissie, den heer Stöcker, zetten de eere-leden pastoor Mulder en Ds. Wartena de beteekenis van den te planten Wilhelminaboom uiteen, waarna tot planting werd overgegaan. Een „Leve de Koningin” besloot deze plechtigheid.
Des middags vonden de schietwedstrijden plaats. Winnaars werden: 1e prijs: J. Piek H.J.zn.; 2e prijs J. Piek J.Dzn.; 3e prijs: J. Thomson; 4e prijs: H. den Hartogh en 5e prijs: H. Veldkamp Azn. Bekroningen van eerepoorten: Poort Landstraat–Prinsenstraat bij den heer J. B. Voltman 1e prijs; Landstraat–Markt bij den heer B.G. Lammers 2e prijs; bij den heer Van Heerde, Hosse, 3e prijs; bij de pastorie, Zand, 4e prijs, en bij den heer ten Barge, Ganzenmarkt, 5e prijs.”
Bronnen
Aaltensche Courant, 20 augustus 1898 (via Delpher)
Aaltensche courant, 10 september 1898 (via Delpher)
Aaltensche Courant, 13 september 1938 (via Delpher)
Op 9 april 1896 behandelde de Aaltense gemeenteraad een verzoek van het christelijke werkliedenverbond Patrimonium tot “afschaffing der publieke vermakelijkheden (kermis, dansen in herbergen op marktdagen als anderszins), waardoor zedelijkheid en godsdienstzin zullen worden bevorderd”. Een verhitte discussie tussen vóór- en tegenstanders volgde. De raadsvergadering werd voorgezeten door burgemeester Tack.
De Graafschapbode deed verslag:
Alvorens deze zaak te behandelen, wordt een adres voorgelezen van een aantal neringdoenden dezer gemeente, die – vernomen hebbende dat bovenstaand adres zou worden behandeld – te kennen geven, dat hunne belangen worden bedreigd. De afschaffing dier vermakeljjkheden zullen vele bewoners van andere plaatsen weerhouden in onze gemeente te komen, waarvan groote schade voor hen het gevolg zal zijn. Zij verzoeken derhalve den Raad afwijzend op het adres te beschikken.
De Voorz. verklaart zich ten gunste van het laatste adres. De afschaffing zou voor de neringdoenden zeer nadeelig werken. Hij weet dat de gemeente Aalten vredelievend is en eene der eerste plaatsen waar goede orde en tucht heerscht en eene gunstige uitzondering maakt in vergelijking met tal van andere plaatsen. Het lid Lammers is ook van dat gevoelen. De maatregel zou niet baten. Het kwaad zou slechts verplaatst worden naar gesloten bijeenkomsten. Hij ziet in het dansen geen zedeloosheid.
Toen de Verloren Zoon, in de gelijkenis van Jezus, in de ouderlijke woning terugkeerde, hoorde men gerij en gezang, en „gerij” is dansen. Als Jezus tegen dansen was zou Hij dit niet in de gelijkenis toepassen; ook met andere voorbeelden uit de Heilige Schrift toonde hij aan, dat in het dansen zelf geen zonde is. De boog kan niet altijd gespannen zijn, dan wordt de pees slap. Zo ook met de jongelui. Wanneer hun alle genoegens wordt ontzegd zoeken ze het elders. Ook heeft hij nooit gehoord dat op zoo’n avond buitengewone zedeloosheid in de gemeente geschiedde.
De Voorz. heeft eens nagegaan hoe het steeds stond met de processen-verbaal bij dergelijke gelegenheden opgemaakt en kan verzekeren dat het aantal zeer gering is. Het lid W. te Gussinklo heeft met verwondering gehoord, dat de Voorz. Aalten eene der eerste plaatsen noemt die gunstig bekend staan, maar wijst op de f 25000 accijns, welke in één jaar voor jenever wordt betaald. Een massa inwoners heeft aan aan den gemeenen jenever haar ongeluk te danken. De Raad kan het gebruik van den jenever niet geheel den kop indrukken, maar spr. zou doen wat hij kon om het kwaad te bestrijden.
Op de processen-verbaal kon men niet rekenen. Hij kan voorbeelden aanhalen, waarbij dronkenschap de hoofdrol speelde zonder van processen-verbaal te hooren. Hiermede wilde hij de politie niet beschuldigen maar zou een verscherpt toezicht noodig achten. Hij noemt de aanhaling uit de Heilige Schrift door het lid Lammers een dwaallicht. Gods woord leent zich niet om het kwaad te vergoeielijken.
Het lid Pennings zegt dat men veel kan doen om het misbruik te bestrijden, door het sluitingsuur der herbergen en kroegen te vervroegen. Het lid Lammers protesteert tegen de uitdrukking van het lid W. te Gussinklo, als zou zijne aanhaling een dwaallicht zijn. Hij kon evengoed het gezegde van het lid te Gusslinko een dwaallicht noemen. Het lid W. te Gussinklo meende duidelijk gesproken te hebben. Hij wenscht Gods Woord niet te bezigen om het kwaad te verschoonen, maar brengt hulde aan Patrimonium voor haar genomen besluit.
Het lid v. Eerden vindt in het adres wel waar hij vóór, maar ook veel waar hij tegen is. Wat aangaat het vroeger sluiten der herbergen kan hij zich zelf goed mede vereenigen. De Voorz. geeft den raad de verzekering, dat hij het gewone sluitingsuur op kermis, Mei- en St. Nicolaasmarkten zal toepassen. Het lid v. Eerden brengt in ’t midden, dat bij zeer tegen het dansen is op christelijke feestdagen, zooals dit bij Weenink op den jongsten 2e Paaschdag geschiedde. Daarvoor moest geen toestemming gegeven worden.
Het lid ten Dam is het hiermede niet eens. Op den 2e Paaschdag ziet hij er geen kwaad in als er muziek gemaakt wordt. Dit geschiedt door het geheele land. Door afschaffing der vermakelijkheden treft men het doel niet. Het is hier te doen om de dronkaards te treffen, maar men verkort de rechten tevens van anderen. Men moest de zaak aan den Burgemeester overlaten. De jongelui worden van alles teruggehouden en komen later in vele moeilijkheden om staande te blijven. Er zijn andere machten die daarvoor moeten waken, namelijk: de ouders, de geestelijken en de onderwijzers.
Het lid W. te Gussinklo spijt het, dat het lid ten Dam het adres niet verdedigt. Hij weet wel dat deze maatregelen het kwaad niet geheel zullen doen ophouden, maar de Raad mag den tegenwoordigen toestand niet bestendigen.
Hierna gaat men tot stemmen over. Met 6 tegen 5 stemmen wordt het voorstel verworpen. Vóór waren de leden W. te Gussinklo, S. Gussinklo, Pennings, Bulsink en Luiten.
Dit was zeker niet de enige keer dat dit onderwerp ter sprake kwam. Twee jaar later bijvoorbeeld, vonden de voorbereidingen plaats van het kroningsfeest ter gelegenheid van de inhuldiging van koningin Wilhelmina. In een vergadering van het organiserende comité waren “wereldsche vermakelijkheden” opnieuw onderwerp van discussie. Echter ook hier werd “de danspret met groote meerderheid van stemmen op het programma gehandhaafd”.
Bredevoort, 12 Mei. ’t Kroningsfeest heeft hier gisteren volgens programma plaats gehad. Reeds in den vroegen morgen kondigden ’t kanongebulder en ’t luiden van alle klokken aan, dat Bredevoort feest zou vieren. En inderdaad, nog nimmer te voren had ons stadje een zoo feestelijk voorkomen als gisteren. Immers geene straat- ’t zij hoofd – of meer afgelegene, of zij was keurig met groen versierd en telde hare eerebogen, waarvan sommige van zeer gepaste opschriften voorzien waren. Tal van banieren wapperden, zoowel van den torentrans als van de huizen der inwoners. Bekroond door allerschoonst lenteweder, bracht het feest eene ontelbare volksmenigte op de been, onder welke massa echter eene niet gestoorde, vroolijke opgewektheid en zeldzame eenstemmigheid bleven heerschen.
Bij den wedstrijd in het schieten waren 8 prijzen uitgeloofd. Zij werden behaald: de 1ste prijs door H. Frenken te Bredevoort, de 2de door Wechelaar te Varsseveld, de 3de door Ormel le Haart, de 4de door Schaapveld te Bredevoort, de 5de door Dammers te Bredevoort, de 6de door Voltman te Eibergen , de 7de door Brethouwer te Barlo , en de Bste door Heijink te Bredevoort.
De feestrede, gehouden door den heer D.B. Moll, hoofdonderwijzer te Bredevoort, werd beantwoord door den burgemeester mr. L. Roelvink, die op gepaste wijze den Spreker dank zeide voor de vervulling zijner niet gemakkelijke taak. De volksspelen, bestaande in mastklimmen, koekhappen en zakloopen, gaven eene aangename afwisseling. De vroolijke opgewektheid der jeugd deed menigen aanschouwer goed, vooral ook, omdat hunne liederen begeleid werden door hoornmuziek. De verlichting van „’t Zand” was prachtig en ’t vuurwerk voldeed wel. Lang – zeer lang zal dit feest in herinnering blijven bij de ingezetenen van Bredevoort.
Aalten, 8 Oct. Mocht men reeds genoeg in de gelegenheid geweest zijn om te kunnen weten dat de dag van gisteren een feestdag zou worden, het vroegtijdig wapperen onzer geliefde driekleur meldde het ons nog bovendien. Door de afdeeling Winterswijk der Geldersche maatschappij van Landbouw werd hier namelijk eene tentoonstelling gehouden van paarden, vee, landbouw-producten enz. die ten 11 ure met eene rede van den heer president Veeren uit Winterswijk werd geopend. Aan de regelingscommissie in ’t algemeen en aan den heer Slicher in ’t bijzonder komt alle hulde toe wegens de flinke organisatie, waardoor het program stipt kon worden gevolgd en uitgevoerd.
Toen ten 1 uur de bekrooning in de beste orde was afgeloopen nam de matinée musicale een aanvang, die evenwel wegens een snel opgekomen regen aanbrengende onweersbui niet dat genot kon opleveren ’t welk men zich er van had voorgesteld. Ten 3 uur begaven de leden der maatschappij zich ten huize van den heer Oosthout (Hotel de Roskam, OA), waar een smakelijk diner hen wachtte. De grondtoon was er vroolijk, terwijl menige dronk, aan verschillenden rang en stand werd gewijd.
De uitvoering van het concert, dat op 7 uur was bepaald, werd helaas! gestoord door een onaangenaam incident. Tegen het programma in, wilden enkelen om spoediger hun danslust te kunnen voldoen, dat het vuurwerk, ’t welk het bal vooraf ging, 2 uur vroeger zou worden afgestoken. Een nog al ernstig conflict was hiervan met een hevig tumult ’t gevolg. Ofschoon dit later, alles weer als vergeten werd beschouwd, bracht zulks toch, vooral in ’t eerst, een zekeren schok in de feestviering te weeg.
Ten 9 uur werd volgens programma het door den heer Ruijsch van Utrecht geleverd vuurwerk afgestoken, dat, blijkbaar uit de daverende bravo’s ten zeerste voldeed. Men ging vervolgens over tot het uiterst druk bezocht en zeer levendige bal, dat onder de vroolijkste stemming tot laat in den nacht voortduurde. Daarmede was het feest ten einde, dat naar wij hopen en vertrouwen, bij allen eene aangename en blijvende herinnering zal achterlaten.
Onze buren van Oud Winterswijk hebben een reconstructie gemaakt van het hele gebeuren: lees het hier.