Tag: Aalten Achteruit

  • Verdrag van Wesel (1326)

    Verdrag van Wesel (1326)

    Hoe Bredevoort Gelders werd

    De heerlijkheid Lohn rond 1250, voordat het gebied in 1316 uiteenviel – © Günter Seggebäing, CC BY-SA 3.0
    De heerlijkheid Lohn rond 1250, voordat het gebied in 1316 uiteenviel – © Günter Seggebäing, CC BY-SA 3.0

    In de vroege veertiende eeuw was het grensgebied tussen Münster en Gelre een strijdtoneel van politieke intriges en militaire conflicten. De regio, rijk aan strategische vestingen en vruchtbare gronden, was felbegeerd door bisschoppen, graven en edelen. In 1326 laaide een conflict op tussen bisschop Ludwig van Münster en Reinald, erfzoon van de graaf van Gelre. Plunderingen, brandstichtingen en zelfs moordpartijen waren het gevolg. Om de situatie onder controle te krijgen, kwamen de strijdende partijen bijeen in Wesel, waar onder bemiddeling van graaf Diederik van Kleef en zijn broer Johan, domdeken van Keulen, een vredesverdrag werd gesloten.

    Bredevoort naar Gelre, Aalten als onderpand

    De onderhandelingen leidden tot een herverdeling van macht en gebied. Het huis Barnsfeld, dat oorspronkelijk eigendom was van de graaf van Gelre, werd overgedragen aan de bisschop van Münster. Daar stond tegenover dat het strategisch belangrijke Bredevoort formeel werd toegewezen aan Reinald van Gelre. Als onderdeel van de financiële regeling ontving Reinald 3500 mark in Münsterse of Soester munten, terwijl een eerdere schuld van 500 mark aan de bisschop werd kwijtgescholden.

    Om zekerheid te bieden voor deze som, werden de rechtsgebieden Winterswijk, Aalten en Dinxperlo als onderpand overgedragen aan Reinald. Hij kreeg het bestuur over deze gebieden, maar onder strikte voorwaarden: hij mocht geen kastelen bouwen, de infrastructuur niet schaden en de markengebieden niet verwoesten. De bisschop behield het recht om de verpande gebieden jaarlijks terug te kopen door het verschuldigde bedrag te deponeren bij de schepenen van Wesel.

    Een vredesakkoord met blijvende gevolgen

    Het verdrag werd bezegeld en ondertekend door bemiddelaars en vertegenwoordigers van beide kampen. Binnen een maand moesten beide partijen een officieel bezegelde vredesbrief uitwisselen, ondertekend door vier edelen en vier steden. De overeenkomst betekende een tijdelijke stabilisatie van de regio, maar liet ook zien hoe fragiel de machtsverhoudingen waren. Bredevoort bleef voortaan onder Gelders gezag, terwijl de invloed van de bisschop van Münster over bepaalde gebieden gehandhaafd bleef.

    De afspraak in de broederenkerk van Wesel was meer dan een diplomatieke overeenkomst; het was een blauwdruk voor hoe grenzen en bezittingen in de middeleeuwen voortdurend werden verschoven. Vandaag de dag herinnert dit verdrag ons eraan hoe politiek, oorlog en economische belangen onlosmakelijk met elkaar verweven waren in de strijd om macht en gebied.

  • Hoe Bredevoort Gelders werd

    Hoe Bredevoort Gelders werd

    Verdrag van Wesel (1326)

    De Strijd om Bredevoort (Duits: Bredevoorter Fehde) was een strijd tussen bisschop Lodewijk II van Münster en Reinald II, graaf van Gelre, om het bezit van de heerlijkheid Bredevoort. De strijd begon na het uiteenvallen van het graafschap Lohn. Reinald II nam in de zomer van 1322 Kasteel Bredevoort in en ondernam vervolgens als compensatie van de gemaakte kosten met 700 ridders en infanterie rooftochten in het Münsterse gebied. Dit lokte natuurlijk een reactie uit. De strijd duurde met korte tussenpozen vier jaar. Na het ondertekenen van een definitief vredesverdrag op 28 juni 1326 in Wesel in het voordeel van Reinald II werd Bredevoort definitief Gelders.

    Aanloop

    Verdwijnen van het graafschap Lohn

    Toen graaf Herman II van Lohn in 1316 kinderloos overleed, verdween met hem ook het graafschap LohnOtto van Ahaus was een van de erfgenamen van Bredevoort, omdat zijn moeder een zuster van Herman van Lohn was. Hij erfde de helft van het kasteel Bredevoort inclusief de Ahause aanspraken op het graafschap Lohn. De andere helft van de burcht was al sedert 1284 bisschoppelijk bezit. Troepen uit het bisdom Münster kwamen onmiddellijk de burcht bezetten. Reinoud I van Gelre, die ook aanspraak maakte op Bredevoort, greep echter niet in. Wel sloot hij dat jaar een wapenstilstand voor een periode van drie jaar.

    Uit een schrijven van graaf Willem III van Holland uit 1322 aan bisschop Lodewijk II van Münster blijkt dat hij graaf Reinald II van Gelre als opvolger van Reinoud I steunde in zijn aanspraken op Bredevoort.

    Strijd

    Verrassing slapende Gelderse ridders door Borkense militie

    Reinald II nam in de zomer van 1322 Bredevoort in en ondernam als schadevergoeding met 700 ridders en infanterie rooftochten in het Münsterse gebied. De Münsterse bisschop zocht steun bij de stad Borken die hem vierhonderd man beloofde, die op 23 maart 1323 tijdens een nieuwe strooptocht van Reinald II aanvielen. Engelbert II van der Mark nam Haltern en Dülmen in, maar deze werden door de bisschop weer ontzet.

    Het leger van Reinald II van Gelre sliep bij de stad Dülmen met een minimum aan schildwachten. Het Borkense leger doodde hun paarden zodat de ridders van Reinald II weerloos waren in hun zware harnassen. Het Borkense leger maakte daarbij onder ridders en schildknapen 86 dodelijke slachtoffers en nam honderd ridders gevangen. De gevangengenomen ridders leverden veel losgeld op.

    Echter niet lang daarna werd bij Dülmen de bisschop van Münster zelf gevangengenomen door Engelbert II van der Mark in mei van dat jaar. Pas in november kwam de bisschop van Münster tegen betaling van 5000 zilveren Marken vrij, toen de graven van den Bergh en Gulik een vredesonderhandeling hadden gesloten.

    Vorming van coalities, maar geen veldslag

    Die vrede was van zeer korte duur, want vanaf het moment dat de bisschop vrij was veroverde hij Bredevoort weer en plunderde hij opnieuw het Gelderse land. Reinald II van Gelre kwam daarop weer in actie. Met een leger van 7000 ruiters en nog meer voetvolk trok hij met koning Jan van Bohemen, de graven van VlaanderenHollandArtoisVan der MarkGulik en Van den Bergh, de bisschoppen van Luik en Utrecht naar Coesfeld. De Bisschop van Münster legerde bij Coesfeld ondersteund door troepen van Osnabrück, de graven van der LippeWaldeck en Sayn, een hoop Friezen, Hessen, Thuringers en Franken.

    Toen de troepen bij Coesfeld tegenover elkaar stonden, lukte het de koning Jan van Bohemen en graaf Willem III van Holland beide partijen tot een compromis te bewegen. Onder druk daarvan werd op 1 september 1324 een verdrag getekend. De bisschop van Utrecht deed er uiteindelijk een bindende uitspraak over. In Deventer verlangde de Münsterse kant ontheffing van Gelres rechten op Bredevoort, het gericht Honborn en het hof Reken.

    De scheidsrechters eisten de juiste bewijspapieren die deze aanspraak zou ondersteunen (welke waarschijnlijk niet bestonden). De definitieve uitspraak luidde dan ook gedifferentieerd: Met betrekking op het Bredevoortse vraagstuk moesten beide partijen zich schikken aan de leenheer van Bredevoort. Met betrekking op de strijd om Bermentfelde, Honborn en Reken kon de Utrechtse Bisschop geen uitspraak doen, vanwege de vete die sinds oude tijden bestond. Aan Bisschop Ludwig werd echter 500 mark schadevergoeding toegekend, te betalen door de Graaf van Gelre. Wat viel te verwachten was dat de onbevredigende uitspraak geen vrede bracht.

    Verwoesting van Vreden

    Graaf Reinald nam opnieuw Münsters land in. De stad Vreden moest het op 3 januari 1325 ontgelden. Het Münsterse deel van de stad werd verwoest. Reinald nam de heerlijkheid Bermentvelde (tegenwoordig: Barnsfeld, Südlohn) in. Op 25 april 1325 klaagde de bisschop bitter over de toegebrachte schade van 3000 mark.

    Definitieve vrede

    Op 7 mei dat jaar waren beide partijen overeengekomen om de geldigheid van de Utrechtse uitspraak aan de burgemeesters en burgers van Keulen over te laten, maar zou de uiteindelijke beslissing overgelaten worden aan de graaf Diederik IX van Kleef en zijn broer Johan, zij stelden dat de schade aan de Peter en Paul-kerk in Wesel gecompenseerd moeten worden. Graaf Reinald moest tegen een vergoeding van 3.500 mark de heerlijkheid Bermentfelde aan de Bisschop van Münster terug geven. De Bisschop van Münster, die niet over dat geldbedrag kon beschikken, verpandde daarvoor de gerechten Winterswijk, Aalten en Dinxperlo alsmede het vrijgraafschap (vermoedelijk Bredevoort) aan Gelre. Het kasteel Bredevoort werd ter compensatie aan Reinald toegekend. Daarmee kwam de langdurige vete ten einde, en kwam er voor het bisdom Münster broodnodige rust in het gebied. Op 28 juni 1326 wordt dan het daadwerkelijk vredesverdrag ondertekend.

    Verdrag

    Dit belangrijke verdrag werd in Wesel ondertekend door de steden Zutphen, Groenlo, Emmerich en Arnhem. Door dit verdrag kwam Reinald II uiteindelijk in pandbezit van de gerichten in Winterswijk, Aalten en Dinxperlo en de gehele heerlijkheid Bredevoort. Bredevoort was vanaf dat moment in pand van Gelre. Het pand kon op ieder moment door de Münstersen worden afgelost. De Münstersen losten het pandschap echter nooit in waardoor Bredevoort vanaf dat jaar definitief Gelders grondgebied bleef.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

    Bronnen


  • Aalten in de Middeleeuwen

    Aalten in de Middeleeuwen

    Uit historische bronnen weten we dat Aalten in 1152 genoemd werd als kerspel Aladon1. Dit wijst erop dat er toen een kerk is geweest, die vermoedelijk op dezelfde plaats stond als de huidige Oude Helenakerk. Een vermelding uit 828 (Aladna)2 is niet onomstreden, al is een dergelijke vroege datering voor Aalten vanuit archeologisch perspectief zeker mogelijk. Zowel op De Hoven als aan de Damstraat zijn namelijk sporen van menselijke bewoning gevonden uit die periode.

    Grafveld

    Eind 19e eeuw en begin 20e eeuw zijn bij graafwerkzaamheden aan de Damstraat straat een groot aantal voorwerpen verzameld. Onder de vondsten bevinden zich 15 potten van zeer uiteenlopende vormen en ten dele fraai versierd.

    Onder leiding van Professor A.E. van Giffen werd in 1932 te Aalten een grafveld blootgelegd achter de fabriek van Manschot, tegenwoordig het Manschotplein. Er werden speerpunten, stijgbeugels, een schildknop, een aantal potjes en tien zilveren schakels van een gordel gevonden.3 Het is niet onwaarschijnlijk dat deze vondsten afkomstig zijn uit het graf van één krijgsman.

    Waarschijnlijk was een deel van de Damstraat rond het jaar 800 een Merovingisch-Frankisch grafveld. De Merovingen waren een dynastie van Frankische koningen. Door huizenbouw is het geheel hevig verstoord.

    Middeleeuwse kelder

    Vanzelfsprekend hoort bij een grafveld ook een nederzetting. U zult begrijpen dat we erg benieuwd waren waar deze nederzetting gelegen heeft. De afgelopen decennia heeft een werkgroep van de oudheidkundige werkgemeenschap A.D.W. graaf- en bouwactiviteiten in en rond het huidige centrum van Aalten nauwkeurig in de gaten gehouden. In 1981 resulteerde dit in de ontdekking van een kelder uit de 12e eeuw. De vondst werd gedaan in het verbouwde pand van destijds de firma Welkamp (Bredevoortsestraatweg 5). Van de boerderij waarvan de kelder deel uitmaakte, werd niets teruggevonden. De kelder zelf leverde echter al een schat aan gegevens op.

    Doordat de kelder door brand verwoest was, werden alle voorwerpen die op het moment van de brand aanwezig waren in de kelder teruggevonden. Er werden in totaal zes potten aangetroffen die gezien hun grootte gebruikt moeten zijn geweest als voorraadpotten. Jammer genoeg waren vijf van de zes potten gebroken. Ook werd een handvat, in de vorm van een dierenkop, van een steelpan gevonden. IJzerslakken en een stukje kalk duiden op een smederij in de nabijheid. Mogelijk dat een tweetal scharnieren die werden aantroffen in deze smederij zijn gemaakt.

    Botresten toonden aan dat men paarden, schapen of geiten, runderen en varkens hield. In een grondmonster werden verkoolde graanresten van haver, tarwe en rogge aangetroffen. Met deze vondst werd de vermelding uit 1152, archeologisch gezien, bevestigd. Enkele importscherven uit Duitsland wijzen op een datering in het tweede kwart van de 12de eeuw.4

    Nederzetting

    Hoewel deze vondst op zich belangrijk was, had men echter nog geen sporen gevonden van de oudere nederzetting die bij het grafveld hoorde. Bij de herinrichting van De Hoven in december 1982 werden echter sporen ontdekt van een Frankisch-Merovingische nederzetting. De overblijfselen van een hutkom uit de 9e eeuw5 zijn een aanwijzing dat Aalten destijds, zij het onder een andere naam, al bestond.

    Bij een hutkom moet men zich een rechthoekige kuil voorstellen waarop een zadeldak rustte. Meestal hadden deze hutkommen een ambachtelijke functie (bijv. weefhut) of een opslagfunctie. Alleen de grotere werden mogelijk ook gebruikt om in te wonen.

    Nadat de hutkom verlaten was, heeft men de kuil als afvalkuil gebruikt. Hierin werden een groot aantal botten gevonden van hetzelfde vee als bij de vondst van de kelder. De vondst van de beenderresten van een hert wijst op een kleine rol in de jacht. Tevens werden verkoolde granen en zaden zoals gerst, rogge, emmertarwe (een prehistorische graansoort), haver, linze (mogelijk erwt of wikke), bleekgele hennepnetel, ganzevoet en schapezuring gevonden.

    Uit het feit dat aardewerktypen die in de hutkom zijn aangetroffen ook in het grafveld voorkomen, mogen we concluderen dat beiden gelijktijdig zijn. Het is daarom niet te ver gezocht om te veronderstellen dat de mensen die op De Hoven woonden hun doden begroeven aan de huidige Damstraat.

    Tweede vondst

    In december 1992 werden tijdens werkzaamheden op De Hoven, niet ver van de vorige vindplaats, opnieuw overblijfselen gevonden van een hutkom, ditmaal waarschijnlijk daterend uit de 8e eeuw. Deze hutkom werd gevonden op het terrein van De Hoven waar wegenbouwer Jaartsveld graafwerkzaamheden uitvoerde voor de aanleg van een nieuw parkeerterrein.6

    Deze hutkom was vrij klein en bijna zeker de werkplaats geweest van een wever. Een gleuf aan de zijkant van het gevonden patroon wees op de plaats waar het weefgetouw heeft gestaan. Ook zijn zogeheten spinsteentjes en lemen ballen die dienst hebben gedaan als gewicht aan het weefgetouw gevonden. De hutkom was kleiner dan die in 1982 is ontdekt. Mogelijk ging het daarbij om een hut waarin een gezin heeft gewoond.

    Willem Doodeheefver, een van de amateur-archeologen die met het onderzoek bezig was, vertelde aan een verslaggever:

    “Je weet dat het een gebied is in de omgeving waarvan al eerder iets is gevonden. Je kon het bij het afgraven heel duidelijk zien. Ineens werden in het rode zand de zwarte afdrukken zichtbaar waar vroeger palen hebben gestaan. Dat is altijd weer een enorme verrassing.”

    De Rijksdienst Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) onderkende het belang van de vondsten en vroeg de Werkgroep Bodemonderzoek van de Oudheidkundige Werkgemeenschap A.D.W. om het onderzoek voort te zetten. Een medewerker van Jaartsveld kwam speciaal van vakantie terug om met behulp van een laadschop het terrein verder af te graven. Daarbij is nog een aantal nieuwe vondsten gedaan. Veel van bovengenoemde vondsten zijn te bezichtigen in het museum aan de Markt.

    Oorsprong plaatsnaam

    Over de oorsprong van de naam Aalten doen verschillende theorieën de ronde. Maar waarop zijn deze gebaseerd en hoe geloofwaardig zijn ze? Oud Aalten dook in de geschiedenis om hierover meer te ontdekken.

    Lees het volledige artikel: Oorsprong van de plaatsnaam Aalten.

    Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.

  • Aladna in het jaar 828

    Aladna in het jaar 828

    Uit historische bronnen weten we dat Aalten in 1152 werd genoemd als kerspel Aladon.1 Maar er zijn aanwijzingen dat het dorp mogelijk al veel eerder werd vermeld, namelijk als Aladna in een oorkonde uit 828.2 Of deze vermelding echt naar het huidige Aalten verwijst, is nog steeds onderwerp van discussie. Toch achten archeologen zo’n vroege datering zeker mogelijk. Zowel op De Hoven als aan de Damstraat zijn namelijk sporen van menselijke bewoning uit die tijd gevonden.3 In dit artikel duiken we in deze oude vermelding en bekijken we twee verschillende theorieën.

    De schenkingsakte van Geroward

    De oorkonde uit 828 beschrijft hoe op 7 februari van dat jaar een zekere Geroward al zijn bezittingen, waaronder die in Aladna, schonk aan de Sint-Martinuskerk in ‘Traiectum Veteri’ (Utrecht). Over de identiteit van Geroward is weinig bekend, maar hij moet een man van aanzien zijn geweest. Vermoedelijk was hij een Frankische edelman in dienst van de Karolingische keizer Lodewijk de Vrome, zoon van Karel de Grote.

    De originele oorkonde is niet bewaard gebleven. Wat we erover weten, komt uit latere kopieën en transcripties. De belangrijkste bron is het ‘Cartularium van Radboud’, opgesteld in de abdij van Egmond in de 12e of 13e eeuw. Dit register bevat afschriften van oorkonden die te maken hebben met het bisdom Utrecht. Later werd deze verzameling opgenomen in het ‘Oorkondenboek van het Sticht Utrecht tot 1301’, samengesteld door S. Muller Fz. en H.T. Obreen.

    Hieronder volgen de Latijnse tekst en de Nederlandse vertaling van de betreffende oorkonde.


    Brontekst

    Dum unusquisque presens seculum inhabitat, necessitate nimia cogitur, ut finem suum Dei solo judicio previdere et preoccupare bonis operibus studeat, ne eum inopinata et improvisa mors inveniat.

    Idcirco ego Gerouuardus, filius Landuuardi, trado ad ecclesiam sancti Martini, in Traiecto Veteri constituta[m], quicquid mihi hereditatis jure accessit in villa Langhara et in Ellenuuih et in Aladna et in Uuazefelde et in Humelle et in Theodon et in Hesim et in Asnon, cum omnibus adjacentiis, pratis, pascuis, silvis, aquis aquarumve decursibus, necnon et mancipia, quorum hec existunt vocabula: Feginuuard et uxor ejus Liutburn, Meginrauan et uxor ejus Vuerinhild, Albuuard et mater ejus Sigiuuih, Uulfbald et Hadagrim, Grimbald et uxor ejus Adaluuih, Garoberd et uxor ejus Folcuuihc, Arnolf et uxor ejus Adalgard, Saxani et uxor ejus Harduuih Vuerinbald et mater ejus Gerild, Heiegbrath et uxor ejus Meginfrid, Vuarbald et uxor ejus Geruuih, Adalgod et Marcuui, Saxini et Radini, Vulfini et uxor ejus Liuduuar, Odilgard et filius ejus Heriman, Aldric et filius ejus Landric, Gelo et Marcrad, Hungrim et uxor ejus Liuduuih, Aluuih et Seolo, Egbald et Tadhild.

    Acta est autem publice in villa Embrici, anno XV imperii domni Hludouuici imperatoris, incarnationis vero Dominice anno DCCCXXVIII, die VII Idus Februarii, coram testibus, qui hanc traditionem presentialiter confirmatam viderunt similiter et vestituram, quorum nomina subter notantur.

    Signum Gerouuardi, traditionem hanc peragentis.

    [De tekens van] Hrauanuuardi, Egisgeri, Sigiberti, Gerberti, Theodansi, Albrici, Albuuardi, Ildiradi, Odilbaldi, Otberti, Roduuigi, Uuerinherdi, Friduberti, Vuibodonis, Ledradi, Geroldi, Gerici, Vuendilberti, Gerharii, Hildirad, Reinheri, Rodberti, Uuarmundi, Aldgeri, Vualonis, Rodhardies, Meinhardi, Hrauaningi, Egelberti, Gerbodi.

    Ego Geraccarus jubente domno meo Friderico episcopo scripsi et subscripsi.

    Vertaling

    Terwijl ieder mens in dit aardse leven verblijft, wordt hij door een grote noodzaak gedreven om zijn einde alleen door Gods oordeel te voorzien en zich daarop voor te bereiden door goede werken, opdat de dood hem niet onverwacht en onvoorbereid overvalt.

    Daarom draag ik, Geroward, zoon van Landward, over aan de kerk van Sint-Maarten, gevestigd in Oud-Traiectum, alles wat mij door erfelijk recht is toegekomen in de dorpen Langhara, Ellenwih, Aladna, Wazefelde, Humelle, Theodon, Hesim en Asnon, met alle bijbehorende landerijen, weiden, graslanden, bossen, wateren en waterlopen.

    Eveneens draag ik over de lijfeigenen, wier namen als volgt zijn: Feginward en zijn vrouw Liutburn, Meginravan en zijn vrouw Werinhild, Albward en zijn moeder Sigiwih, Wulfbald en Hadagrim, Grimbald en zijn vrouw Adalwih, Garoberd en zijn vrouw Folcwih, Arnolf en zijn vrouw Adalgard, Saxani en zijn vrouw Hardwih, Werinbald en zijn moeder Gerild, Heiegbrath en zijn vrouw Meginfrid, Warbald en zijn vrouw Gerwih, Adalgod en Marcwi, Saxini en Radini, Wulfini en zijn vrouw Liudwar, Odilgard en haar zoon Heriman, Aldric en zijn zoon Landric, Gelo en Marcrad, Hungrim en zijn vrouw Liudwih, Alwih en Seolo, Egbald en Tadhild.

    Deze overdracht vond openbaar plaats in de nederzetting Embrici, in het vijftiende regeringsjaar van keizer Lodewijk (Hludowicus), en in het jaar 828 na de menswording van onze Heer, op zeven februari, in aanwezigheid van getuigen die deze overdracht en de bijbehorende vestiging hebben bevestigd. Hun namen worden hieronder vermeld.

    Het teken van Geroward, die deze overdracht uitvoert.

    [De tekens van] Hravanward, Egisger, Sigibert, Gerbert, Theodans, Albric, Albward, Ildirad, Odilbald, Otbert, Rodwig, Werinherd, Fridubert, Vuibodo, Ledrad, Gerold, Geric, Vuendilbert, Gerhari, Hildirad, Reinher, Rodbert, Warmund, Aldger, Vualo, Rodhardies, Meinhard, Hravaning, Egelbert, Gerbod.

    Ik, Geraccarus, heb dit op bevel van mijn heer, bisschop Frederik, geschreven en ondertekend.


    Waar lag ‘Aladna’?

    Over de exacte locatie van de in de oorkonde genoemde plaatsen bestaan twee theorieën:

    1. De Hamaland-theorie: Volgens deze opvatting lagen Gerowards bezittingen in het gebied dat later bekend zou worden als het Karolingische graafschap Hamaland. De plaatsnamen die in de akte worden genoemd, worden door historici verbonden aan hedendaagse plaatsen in de Liemers en de Achterhoek. Binnen deze theorie wordt ‘Aladna’ geïdentificeerd als het huidige Aalten.
    2. De Noord-Franse theorie: Een andere interpretatie stelt dat de genoemde plaatsen niet in Nederland lagen, maar in Noord-Frankrijk. In dit scenario zou Aladna verwijzen naar het huidige Alette, een plaats in het departement Pas-de-Calais. Ook de andere plaatsnamen uit de oorkonde zouden in dit gebied liggen.4

    Interpretaties van de plaatsnamen in beide theorieën:

    Latijnse naamHamaland-theorieNoord-Franse theorie
    Traiectum VeteriUtrechtTournehem-sur-la-Hem
    LangharaLangerak (bij Doetinchem)Longuerecque
    EllenwihHeelwegHerlincourt
    AladnaAaltenAlette
    WazefeldeVarsseveld of Dwarsfeld bij AnholtNesles
    HumelleHummeloWimille
    TheodonDidamTodincthun/Thérouanne
    Hesimde hof Kniphees bij ‘s-HeerenbergHées
    AsnonAzewijnAssonval
    EmbriciEmmerichEmbry

    In Oost-Nederlandse contreien gaat men er evenwel van uit dat de Hamaland-theorie het meest waarschijnlijk is. Niet voor niets heeft de gemeente Aalten een weg vernoemd naar aanleiding van deze vermelding: de Aladnaweg. En in de gemeente Montferland is een straat vernoemd naar Geroward: de Gerwardstraat in Klein-Azewijn. De theorie is al eeuwen oud: rond 1730 maakte Johann Friedrich Falken een historische kaart van ‘Nederland in de laat-Romeinse tijd’, waarop hij het graafschap Hamaland, inclusief Aladna, heeft ingetekend.

    Conclusie

    De vermelding van Aladna in 828 blijft een interessant onderwerp van discussie. Veel mensen beschouwen de Hamaland-theorie als de meest waarschijnlijke verklaring (of is dat misschien vooral wensdenken?), maar de Noord-Franse interpretatie valt niet helemaal uit te sluiten. Hopelijk kunnen toekomstige archeologische en historische onderzoeken meer duidelijkheid bieden over deze vroege vermelding.

    Oorsprong plaatsnaam

    Over de oorsprong van de naam Aalten doen verschillende theorieën de ronde. Maar waarop zijn deze gebaseerd en hoe geloofwaardig zijn ze? Oud Aalten dook in de geschiedenis om hierover meer te ontdekken.

    Lees het volledige artikel: Oorsprong van de plaatsnaam Aalten.