Het Bredevoorts volkslied is het volkslied van het Gelderse stadje Bredevoort. De tekst en de muziek zijn aan het begin van de 20e eeuw geschreven door dichter en organist Gerrit Rijks (24-03-1905 – 17-09-1987). Rijks was van 1921 tot 1984 organist van de Sint Joriskerk. Het lied wordt regelmatig op officiële gelegenheden ten gehore gebracht door onder andere het Bredevoorts stadskoor die het lied in haar repertoire heeft staan.
Tekst
Tussen natte, lage gronden, Tussen ‘t ruisend korenveld, Wordt “de heerlijkheid” gevonden, Die d’ historie vaak vermeldt. Daar waar in ’t grijs verleden, Zeer, zeer veel geleden is, Daar waar ook om onze vrijheid, Harde strijd gestreden is.
Daar waar eens mijn ouders woonden, Lief en leed steeds werd gedeeld, Daar, waar koning “Eendracht” troonde, En geen wanklank werd verheeld. Daar waar men elkander kende, En elkander steeds begreep, Open stond voor ieders noden, Samen torste menig leed.
Buiten dit beminde stadje; met zijn wallen en zijn gracht; Zijn de malse groene weiden, En de bossen vol van pracht; Daar hoort men de voog’lenkoren, Teder, lieflijk, ongestoord, Daar lacht de natuur u tegen, Wat den wand’laar steeds bekoort.
Is er door de loop der tijden, Zeer veel ouds te niet gegaan, De vaak onvolprezen “Eendracht”, Zal gewis niet ondergaan. Men waardeert elkanders streven, Men begrijpt elkanders taak, En vervult der buren plichten, Als de doodgewoonste zaak.
Bredevoort, mijn oude stadje, Met jouw grote kinderschaar, Blozend, stralend van gezondheid, Altijd lustig helpend klaar. Jullie zijn de hoop der toekomst, Maakt uw leven zo ’t behoort. Denkt vol trots aan het verleden, Van ons roemrijk Bredevoort.
Bredevoort, mijn oude stadje, Wat ge aan natuur ons biedt, Vindt men zeker, onomwonden, In de grote steden niet, Daarom zal mijn hartewens zijn, En van ieder, die het hoort: “Leve lang! M’n dierbaar plekje, Leve lang m’n Bredevoort”!
Bredevoort, m’n oude stadje, Bredevoort, m’n troetelkind, Bredevoort, m’n dierbaar plekje, Bredevoort de kindervrind, Bredevoort, de vriend van ouden, Bredevoort ons aller oord. Bredevoort, m’n oude stadje, Bredevoort, mijn Bredevoort.
Waar de ambachtslieden werken, En de nijv’re boerenstand Onverpoosd en onverdroten, ’t Land bewerkt met vaste hand, Waar men in volmaakte vrijheid, Mening en geloof waardeert, En de kennis van een ander, Met gepaste eerheid eert.
De tekst en de muziek van het Aaltens volkslied werden in 1935 geschreven en gecomponeerd door Johan Herman Janssen (16-02-1896 – 21-11-1966). Janssen werd geboren in Varsseveld en verhuisde op 14-jarige leeftijd met zijn ouders naar boerderij de Hiedtuunte in Lintelo. Later woonde hij in Doesburg.
Janssen was onder andere politieagent, fotograaf, wasbaas, orgelbouwer en carillonbouwer. Hij speelde trompet, piano, orgel en accordeon. Ook schreef hij revues en operettes en trad op als ‘Het boertje uut den Achterhoek’. Naast het volkslied van Aalten, schreef en componeerde Janssen ook het volkslied van Doesburg, Heelweg en Westendorp.
Het Aaltens volkslied wordt ook wel gezongen op de melodie van het Gelders volkslied. Maar hoewel dat ook heel mooi klinkt, is het – volgens onze bronnen – niet correct.
Muziek en tekst
Waar het oude Slingebeekje door een rustig dorpje vliedt waar een golvend heuvellandschap ons een prachtig uitzicht biedt waar de schitt’rende omgeving door een ieder wordt geroemd daar ligt in de oude Graafschap ’t dorp dat Aalten wordt genoemd. daar ligt in de oude Graafschap ’t dorp dat Aalten wordt genoemd.
Waar in ’t Loohuis en de Wolboom ons ’t natuurschoon tegenlacht waar het Walfort ons herinnert aan een vroeger voorgeslacht waar het bord “Verboden Toegang” ’t oog des wandlaars niet verstoort dat is Aalten, dat veel mensen kennen als hun liev’lingsoord. dat is Aalten, dat veel mensen kennen als hun liev’lingsoord.
Waar de nijvere bevolking ’t werk nog opgewekt verricht waar gastvrijheid vele jaren wordt beschouwd als ereplicht waar nog burenplicht vervuld wordt ’t zij bij vreugde of bij leed dat is ’t nooit volprezen Aalten ’t dorpje dat ik nooit vergeet dat is ’t nooit volprezen Aalten ’t dorpje dat ik nooit vergeet
Bronnen
‘Aalten, zoals het was – zoals het is’ (deel 2), E.M. Smilda & G.J. Timmer
De Klepperklumpkes van ’t Walfort was een folkloristische dansgroep uit Aalten. De groep werd opgericht op 10 mei 1954 met het doel om de Gelderse streekfolklore te bewaren voor het nageslacht. De leden van de groep waren gekleed in originele Gelderse (Achterhoekse) klederdracht, zoals deze omstreeks 1900 werd gedragen.
Het dansrepertoire bestond uit ongeveer 35 oude, meest Achterhoekse en Twentse dansen, die ook dateren uit die tijd. De meest bekende dansen zijn de Driekesman, Pot met bonen en de Hôksebarger, gedanst uiteraard op blank geschuurde klompen.
Graag geziene gast
De Klepperklumpkes was een actieve vereniging. Gedurende de afgelopen decennia traden zij op in diverse instellingen, op braderies en in vele landen. Zo was men een graag geziene gast op festivals in onder meer België, Denemarken, Duitsland, Engeland, Frankrijk, Oostenrijk, Slowakije, Spanje, Zweden en Zwitserland. Zelfs in China hebben ze opgetreden.
In de hoogtijdagen organiseerden de Klepperklumkes om de vier jaar een groot internationaal festival in Aalten, met vele buitenlandse gasten. Deze werden ondergebracht bij gastgezinnen en dat was voor velen van hen een bijzondere kennismaking met de buitenlandse dansers en hun folklore.
De dansgroep oefende de laatste jaren in de zaal van café Setz.
Na bijna 70 jaar zijn De Klepperklumpkes er in 2022 mee gestopt. De laatste jaren nam het aantal activiteiten steeds verder af. Veel leden waren op leeftijd, de conditie werd minder en nieuwe ledenaanwas ontbrak.
In 1919 kwamen een aantal Aaltenaren met dezelfde wens bijeen: ‘het oprichten van een strijkorkest’. Deze Aaltenaren waren de oprichters van de Aaltensche Orkest Vereeniging (AOV) in september 1919. Dit ging niet zonder slag of stoot. Er moesten meerdere besprekingen plaatsvinden, maar uiteindelijk startte de AOV met 12 leden, onder leiding van de heer P.J.J. Collard, die tevens de rol als voorzitter op zich nam.
Harmonieorkest
Een strijkorkest met maar 12 leden is natuurlijk niet groot genoeg. Toch heeft de AOV dit een aantal jaren zo volgehouden, tot de AOV in 1935 een verzoek kreeg van een andere vereniging, ‘Sempre Con Zelo’ genaamd. Sempre Con Zelo was een harmonieorkest dat in 1901 was opgericht, maar in 1935 werd ontbonden. Zij verzochten daarom de AOV om een harmonieafdeling op te richten.
Een lastige keuze voor het toenmalige bestuur van de AOV. Het bestuur kon het er niet over eens worden en lastte een ledenvergadering in. De uitkomst daarvan was, dat de AOV het voor een jaar wilde proberen. Dit bleek prima te verlopen en de harmonie en het strijkorkest (de symfonie) werden definitief samengevoegd. In de loop van de jaren bleek echter dat de belangstelling voor het symfonische gedeelte steeds minder werd. Daarom is de symfonie in 1953 opgeheven en werd de AOV een harmonieorkest.
In 1964 werd er een nieuw onderdeel aan de AOV toegevoegd, namelijk het tamboerkorps dat later de slagwerkgroep werd. Tevens is er enige tijd een majorettegroep actief geweest voor de AOV, maar deze is wegens te weinig belangstelling weer opgeheven. Ook had de AOV enkele jaren een dweilorkest, maar deze moest helaas stoppen.
Fusie
Begin 2023 werd bekend gemaakt dat de muziekverenigingen AOV uit Aalten en DeMB (Drumband en Muziekband Bredevoort) samen verder gaan als één harmonieorkest. DeMB komt voort uit muziekvereniging Excelsior Bredevoort die uit 1925 dateert.
Op zaterdag 1 april 2023 gaven zij een fusieconcert in ’t Grachthuys in Bredevoort en werd de nieuwe naam onthuld: ‘Bredevoort Aalten Muziek Makerij’, oftewel BAMM.
Fotograaf, kunstschilder, tekenaar en amateur-natuurgeneeskundige
De Goosen, Lintelo, geschilderd door Paul Hagemann
Johannes Paul (roepnaam: Paul) Hagemann werd op 3 maart 1882 geboren te Münster (Duitsland). Op 15 november 1923 trouwde hij in Amsterdam met Francina Gijsberta (Bep) van Arkel. Vanaf 1933 woonde hij met zijn echtgenote in Aalten.
Hagemann was fotograaf, kunstschilder en tekenaar. Hij heeft onder andere veel boerderijen op doek vastgelegd. Daarnaast was hij ook nog amateur-natuurgeneeskundige. Eén van zijn gezondheidsproducten was een doosje met metaal en iets van elektriciteit.
Hij overleed op 8 augustus 1960 en ligt begraven op de RK begraafplaats aan de Piet Heinstraat.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Piet te Lintum (1909-1985) was een columnist, illustrator, tekenaar en kunstschilder. Hij schilderde een groot aantal landschappen en dorpstaferelen van zijn geboortestreek, de Achterhoek. Hij wordt daarom ook wel de “schilderende ambassadeur van de Achterhoek” genoemd.
Pieter (Piet) te Lintum werd op 13 januari 1909 in Aalten geboren als zoon van Jan te Lintum, kruidenier, en Johanna Christina Adolphina te Giffel. Het gezin woonde aan de Dijkstraat 4, waar tot 2022 bakker Van den Dobbelsteen was gevestigd. Hij trouwde op 15 augustus 1942 met Elisabeth Maria Schenk met wie hij twee kinderen kreeg.
Piet te Lintum werd bekend als columnist, illustrator, tekenaar en kunstschilder. Hij heeft een groot aantal landschappen en dorpstaferelen geschilderd van zijn geboortestreek, de Achterhoek. Hij wordt daarom ook weleens de “schilderende ambassadeur van de Achterhoek” genoemd.
Vanaf zijn kindertijd bleek dat hij talentvol was en op de leeftijd van elf jaar tekende hij goed gelijkende portretten. Zijn eerste lessen ontving hij van een kunstenaar die juist afgestudeerd was van de kunstacademie. Tevens volgde hij een jaar lang schriftelijke cursussen van een instituut in Parijs.
Toen hij 18 werd volgde hij lessen op de Kunstnijverheidsschool in Arnhem. Daar kreeg hij les van Hendrik Valk en Gerard van Lerven. Daarna volgde hij drie jaar lessen op de Rotterdamse Kunstacademie van David Bautz en Herman Mees. Maar bovenal van professor Johannes Hendricus Jurres, op de Rijksschool voor Kunstnijverheid in Amsterdam.
Na zijn studie werkte Te Lintum als illustrator voor diverse uitgeverijen, onder andere tekende hij de illustraties voor de avonturen van Aornt Peppelenkamp van Frans Roes die onder het pseudoniem Herman van Velzen schreef. Verder voor Misset in Doetinchem, uitgeverij van De Graafschapbode maar ook als columnist voor dagblad Tubantia, met nieuws in een stripvorm. In die tijd tekende hij ook reclamewerk en ansichtkaarten.
Piet te Lintum overleed op 1 mei 1985 in Winterswijk.
Oeuvre
Piet te Lintum staat vooral bekend om het schilderen van bouwvallige gebouwen. Voor Piet gold: hoe ouder en rotter het gebouw, des te mooier het geheel. Het moderne, rechtlijnige was iets wat hij meed. Hierbij ging het hem niet alleen om het romantische dat te zien was achter verwaarloosde huizen en boerderijen.
Te Lintum vroeg met zijn werken aandacht voor een stukje historie. Hij zag destijds al met lede ogen aan dat er steeds meer oude gebouwen met een verleden werden gesloopt voor herinrichting van het Achterhoekse landschap. Het boerderijtje van Bernard Schluter in het Duitse Südlohn en het Kuupershuusken in Bredevoort zijn om deze reden steen voor steen wederopgebouwd. Allemaal ten behoeve van rijke, lokale geschiedenis.
In het boek ‘Wat ik te zeggen heb…’, geschreven door Hans de Beukelaer wordt een ode gedaan aan de herinnering van de persoon en het werk van Te Lintum. De omvang van zijn oeuvre is moeilijk in te schatten, maar voor dit boek zijn ruim 500 werken opgespoord. Naast aangezichten van lokale gebouwen en boerderijen, schilderde Piet te Lintum ook profielen van gezichten en maakte hij muurschilderingen. De meesten hebben de tijd echter niet doorstaan.
Een aantal voorbeelden uit Te Lintums omvangrijke werk:
Oude Helenakerk, Aalten, tekening door Piet te LintumDe Olde Trepkes, door Piet te LintumKelder Ambthuis, tekening door Piet te LintumOud hoekje in Bredevoort, door Piet te LintumHet oude café De Leeuw, getekend door Piet te LintumPaasvuur, tekening uit 1934 door Piet te LintumWesterkerk, AaltenKasteel Bredevoort, door Piet te LintumHofstraat AaltenKerst in Aalten, 1935„De Hozze” (zij-aanzicht), door Piet te LintumDe Pellewever, geschilderd door Piet te LintumHet Stiemenshuus, geschilderd door Piet te Lintum (foto van Ron Kuiperij)School IJzerlo, geschilderd door Piet te Lintum„De Hozze” met zijn eeuwenoude huisjes en markante geveltjesDe bruidswagen steet achter, ’t huus; den zwartbonten, daor ze altied zoo gek met was, krig ze met en Mientjen en de knecht bunt der met an ’t optuugen.Molen Bredevoort, door Piet te Lintum (bron: Dagblad Tubantia, 7 februari 1961)‘Het eerste driemanschap’ van de Coöp. Landbouwvereniging, tekening door Piet te LintumTekening: Piet te LintumDe Hogestraat, door Piet te LintumDe OLS te Lintelo, in 1953 geschilderd door Piet te LintumEen drietal arbeiders springen op aan den rand van een dennebosch en houden een „sliet” over den weg als tolboom en één schut een geweer in de lucht af om als van oudsher de kwade geesten op den weg van ’t bruidspaar te verjagen.
Leestip
‘Wat ik te zeggen heb…‘, Piet te Lintums schilderrijke reis door de Achterhoek en het nabije grensgebied Hans de Beukelaer en Jos Betting
In het Cultuurhistorisch tijdschrift voor Achterhoek en Liemers, Oer/39 van maart 2021, verscheen een artikel over Piet te Lintum. Dit tijdschrift is nog verkrijgbaar bij het ECAL in Doetinchem.
Om de exacte oorsprong van muziekvereniging De Eendracht te ontdekken moeten we teruggaan naar 14 maart 1896. We lezen daar in de ‘Aaltensche Courant’, (uitgever firma gebr. de Boer, Aalten) een verslag van een uitvoering ter gelegenheid van het éénjarig bestaan van de chr. zangvereniging ‘Door Oefening tot Stichting’. Citerend uit dit verslag lezen we:
“De heer Staal, hoofd van de oude school aan de Bredevoortsestraatweg, hield onder het uitdelen der versnaperingen een toespraak over het schoone in de verschillende vormen, maar vooral in de muziek.”
Misschien ligt hierin wel de oorsprong van muziekvereniging De Eendracht, want in de krant van 31 oktober 1896 vinden we onder het plaatselijk nieuws het volgende:
“AALTEN – Bij de Chr. Zangvereeniging, onder leiding van den heer A. Rots, bestaat het voornemen een muziekkoor op te richten. Een lijst voor vrijwillige bijdragen circuleerde dezer dagen bij de ingezetenen, teneinde voor de aanschaffing der instrumenten het noodige geld bijeen te krijgen.”
En op 6 maart 1897 lezen we in de ‘Aaltense Courant’:
“Vrijdag 26 februari, herdacht de zangver. ‘Door Oefening tot Stichting’ haar tweejarig bestaan door onderlinge feestviering, zoals men zich herinneren zal, werd door enige leden in ’t laatst van het vorig jaar moeite gedaan gelden bijeen te brengen tot aanschaffing van enige instrumenten voor hoornmuziek. De moeite is in zoverre beloond, dat dankzij het eendrachtig samenwerken der leden en de leiding van den directeur en de steun van de Aaltense ingezetenen, dat op dezen avond de zangstukken konden worden afgewisseld door muziek.”
Zo was De Eendracht een feit geworden en er bleek ook animo voor te zijn, want zestien leden gaven zich op. Zij betaalden elk vijf gulden, totaal dus 80 gulden. Een begin was aanwezig, de rest werd bij de Aaltense ingezetenen opgehaald. Dhr. A. Rots werd in die tijd aangewezen als directeur (dirigent) en hij bestelde van het ingezamelde geld de eerste instrumenten. De eerste instrumenten waren twee cornets, twee bugels, twee alten, één tenor en één tuba. Samen acht instrumenten voor zestien muzikanten, zodat men om de beurt moest oefenen.
Beginjaren
De Eendracht was van oorsprong een fanfare, maar in latere jaren is gepoogd om van De Eendracht een harmoniecorps te maken. Oorzaak hiervan was dat het korps altijd maar 10 tot 15 leden had. Men was in de veronderstelling dat als men overschakelde naar een harmonie, de meer ‘gegoede burgers’ van Aalten lid zouden worden. Volgens sommigen klonk een harmonie nu eenmaal beter. Maar het liep op niets uit, want later werd het gewoon weer een fanfare.
Het programma van de concerten in die tijd waren over het algemeen van veel Franse titels voorzien. Nederlandse componisten voor harmonie en fanfare waren er niet of nauwelijks. In de periode 1914-1918 werd het een tijdje stil rond De Eendracht. De wereld was in oorlog. En ondanks dat Nederland niet direct bij deze oorlog betrokken was, zal dit toch wel invloed hebben gehad. In 1921 vierde de fanfare haar 25-jarig bestaan.
Langzamerhand kreeg De Eendracht behoefte om aan concoursen deel te nemen. In 1926 namen de leden van De Eendracht het initiatief tot het oprichten van een ‘Gelderse Chr. Bond van Harmonie- en Fanfarecorpsen’. Het eerste festival werd gehouden op 2 oktober 1926. Op tweede paasdag 1929 werd door Ds. Stegeman het vaandel aan De Eendracht aangeboden.
Crisisjaren
Van de jaren 1939-1940 is alleen nog een gecombineerd verslag te vinden. Hierin schreef de secretaris dat het moeilijk was in die tijd een muziekvereniging op de been te houden, doch schreef hij: “Meer dan ooit moeten wij nu opzien naar de naam welke in gouden letters op ons vaandel staat, want ‘Eendracht maakt macht’“. Daarna zwijgen de notulen even, alleen de penningmeester ging nog een poosje door, tot 1944. Daarna moesten alle culturele verenigingen op last van de bezetter lid worden van de zogenaamde ‘Kulturkammer’. De meeste verenigingen voelden daar niets voor en stelden zich tijdelijk op non-actief. In 1945 maakte men weer volop muziek en De Eendracht ging ook weer de straat op.
Tamboerkorps
In 1949, schafte men een tamboermaitrestok aan van de opbrengst van een bazar. Vanaf toen ging De Eendracht over straat met een tamboerkorps ervoor. In 1969 ging het niet zo goed met het tamboerkorps, de repetities werden slecht bezocht en de voornamelijk oudere leden verlieten dit korps. Na verloop van tijd ging het tamboerkorps min of meer verloren. Men besloot hierna een geheel nieuwe groep op te starten, met voornamelijk jongere leden.
Uniformen
In 1962 was het dan zover, De Eendracht werd in haar eerste uniform gestoken. Door veel feestweken en de gulheid van de Aaltense bevolking werd het mogelijk dergelijk materiaal aan te schaffen. Ook werd er in dat jaar een ‘muziekschool’ opgericht. In 1972 bestond ‘De Eendracht’ 75 jaar, en kreeg symbolisch een nieuwe vaandel aangeboden, maar pas in 1973 had ‘De Eendracht’ er beschikking over. Enige jaren later, in 1977, organiseerde De Eendracht een grandioze eendagsactie, die genoeg geld opbracht om nieuwe uniformen aan te schaffen.
100-jarig jubileum
Als opmaat naar het honderdjarig bestaan gaf De Eendracht in januari 1996 een nieuwjaarsconcert. Het jaar 1996 stond bol van activiteiten. Maar de grootste wens was een CD uitbrengen, met fanfaremuziek van de fanfare, maar ook het tamboer- en lyrakorps (inmiddels omgedoopt tot Melody-en Percussion Ensemble) werkte mee aan de opnames. Om het hele gebeuren rond het eeuwfeest te promoten werd een dweilorkest geformeerd uit vrijwillige muzikanten. Er bleek duidelijk behoefte aan een dergelijke groep, want ze werden veelvuldig gevraagd om festiviteiten op te luisteren, waaronder de Gerard Tebroke Memorialloop en de Aaltendagen.
Op vrijdag 29 november vond in De Pol een receptie plaats waar vele sprekers en ander bezoekers waaronder oud-leden De Eendracht geluk wensten met het honderdjarig bestaan. Burgemeester Bouwers van Aalten onderscheidde De Eendracht namens de koningin met de Koninklijke Erepenning. Tijdens de receptie kreeg de honderdjarige een serenade van de plaatselijke zusterverenigingen en de vendeliers van Sint Helena. Ook het dweilorkest van De Eendracht bracht een muzikale groet. Op 30 november 1996 gaf De Eendracht een jubileumconcert in De Pol, waar alle geledingen van De Eendracht aan meewerkten.
Tien jaar eerder, in 1986, verscheen een boekje ”de geschiedenis van een fanfarekorps“, geschreven door A.J.A. Stronks en uitgegeven door Drukkerij Wikkerink.
Eigen gebouw
Rond de eeuwwisseling kwam de wens weer naar boven om over een eigen gebouw te beschikken voor De Eendracht. Er was in het verleden ook al eens geprobeerd iets dergelijks op poten te zetten, maar dat strandde door geldgebrek. Men ging op zoek naar een geschikte locatie. Nadat verschillende locaties de revue waren gepasseerd kwam een perceel aan de Nijverheidsweg in beeld. Dit was de plek waar het gebouw van muziekvereniging De Eendracht zou komen. Op 22 november 2008 was het muziekgebouw klaar en kreeg de naam ‘De Opmaat’.
Vandaag en morgen is een groep televisiemakers uit Japan in Aalten om daar opnamen te maken voor een aflevering in een serie van zeven films over Nederland, die voor de Japanse televisie zal worden uitgezonden. De groep is in dienst van de Tokio Broadcasting System en door bemiddeling van de streek-VVV Achterhoek uit Zutphen in Aalten terecht gekomen.
De serie van zeven films over Nederland, die elk ’n kwartier in beslag nemen, is hoofdzakelijk in het westen van het land in de grote steden opgenomen. De Japanners wilden echter ook het leven op een boerderij elders in Nederland op de film vastleggen. Men herinnerde zich in landbouwkringen in Den Haag, waar de Japanners om advies vroegen, de actualiteit die van Aalten uitging destijds bij het bezoek van de minister van landbouw ir. P. J. Lardinois. De Japanners wilden ook geen specifiek rundvee- of varkensbedrijf maar het liefst een gemengd bedrijf waar zij de verschillende aspecten van het Nederlandse boerenleven in een klap konden registreren.
Via de streek-VVV zijn zij verwezen naar Aalten naar de boerderij van de heer A.D.W. Houwers aan de Heijinkdijk. Na een eerste oriënterend gesprek, gistermiddag, zijn de Japanners vanmiddag met de opnamen begonnen, waarbij de familie Houwers werd verzocht de gewone dagelijkse gang te gaan en niets bijzonders in scène te zetten. Verder ligt het in de bedoeling dat de Japanse televisiemensen vanavond een bezoek brengen aan de gondelvaart in Bredevoort, waarbij tevens eventueel opnamen zullen worden gemaakt.