Bredevoort B229 Jan Lueb, bakker te Bredevoort 310 m² huis en erf
De familie Lueb
De wortels van het katholieke geslacht Lueb liggen in het Duitse Rees. Op 9 februari 1785 lieten Jacob Lueb en Maria Kaldenhoeven daar een zoon dopen die zij Johannes noemden, roepnaam Jan. Jan werd bakker van beroep. In die hoedanigheid klopte hij regelmatig op de grote, zware deur van de Wasserburg in Anholt; óf om in de keuken brood te bakken, óf om daar brood te bezorgen. Bij één van die bezoeken leerde hij Françoise Persille (1777-1824) kennen, een meisje dat in het Franse Nancy was geboren en naar Anholt was gekomen. Zij was daar werkzaam als gouvernante. Die ontmoeting resulteerde in 1811 in een huwelijk, gesloten in Anholt.
Om onbekende redenen zijn zij op zeker moment naar Bredevoort verhuisd. Daar werden uit dit huwelijk vijf kinderen geboren: de eerste levenloos (1812), Lodewijk (1813), Maria Magdalena (1817), Grada Aleijda (1819) en Françoise (1824). Françoise Persille overleed op 9 januari 1824 in Bredevoort, 47 jaar oud. Jan Lueb, die zich door het overlijden van zijn vrouw met betrekking tot de opvoeding van zijn vier jonge kinderen voor een moeilijke situatie zag geplaatst, hertrouwde op 24 augustus 1826 in Aalten met de 41-jarige Harmina Johanna Meijerink (1785). Uit dit huwelijk werd nog een dochter geboren, Carolina Berendina (1827).
Jan Lueb was in Bredevoort een aantal jaren kerkmeester van de Sint Georgiuskerk. Volgens de notulen van de bestuursvergaderingen moet het een rustig man geweest zijn; iemand die heikele zaken niet op de spits dreef en daarvan ook anderen wist te weerhouden. De parochie stelde kennelijk veel vertrouwen in hem, want hij had van de kerk een koeweide gepacht op het Zwanenbroek te Bredevoort. Daarvoor was hij drie gulden per jaar aan huur verschuldigd. Voorts had de rooms-katholieke gemeente hem op 21 juli 1842 een onderhandse lening van honderd gulden verstrekt, waarvoor hij eveneens jaarlijks een bedrag aan rente moest betalen. Borg voor die obligatie stond een zekere W. Meijrink, destijds een redelijk vermogend familielid van Jan Luebs echtgenote.
Rond het jaar 1853 kwam Jan Lueb in ernstige financiële moeilijkheden. Zijn vier kinderen uit het eerste huwelijk eisten namelijk hun kindsdeel op. In een brief aan monseigneur Johannes Zwijsen, de bisschop van Utrecht, verwoordde het kerkbestuur op 7 juli 1853 de gerezen moeilijkheden als volgt: “Volgens een onderhandsche obligatie in de kerkenkist alhier aanwezig waarvan duidelijkheidshalve ingesloten de Copie Sub. No. 1 wordt overgezonden, is de kerkmeester J. Lueb een kapitaal van f. 100,— schuldig aan deze Gemeente. Omdat het alhier algemeen bekend is dat de voornoemde kerkmeester door zijn meerderjarige voorkinderen, die hun erfdeel eischen, en door verschillende andere Crediteuren tot den verkoop van alle Zijne goederen wordt genoodzaakt, en het volgens het algemeen gevoelen en zelfs volgens de mondelinge verklaring van een zijner schoonzonen meer dan waarschijnlijk is dat er een te kort kan plaats hebben, zoo wenschte het kerkbestuur gaarne te weten, hoe het hierin moet handelen, daar de borg onvermogend is.”
Zwijsen ried het kerkbestuur aan om nogmaals goed te bekijken of het nog mogelijk was om de honderd gulden met de daarover verschuldigde rente terug te krijgen. In de vergadering die het kerkbestuur op 26 november 1854 mede over die kwestie had belegd, werd besloten om ten opzichte van Jan Lueb tot 1 januari 1855 geen verdere actie te ondernemen. Men wilde eerst afwachten of Lueb alsnog het losgezegde kapitaal van honderd gulden met de verschuldigde rente zou betalen of niet.
Door de gerezen moeilijkheden met Lueb en eerder geharrewar binnen de parochie over het gebruik van de kerkelijke onroerende goederen door andere parochianen van de kerk werd er op 12 juli 1855 een inventarisatie gemaakt. Op die lijst stond iedereen vermeld die op dat moment een weiland had gepacht of een obligatie ten gunste van de kerk had. Over Jan Lueb stond geschreven: “Een obligatie ten laste van J. Lueb, gewezen kerkmeester, groot f. 100,00 met ene borg. Er is beslooten omdat er geen rente is betaald en de debiteur waarschijnlijk een frauduleus bankroet heeft gemaakt of nog zal maken en de borg reeds vele jaren bankroet is, deze obligatie in handen van bovengenoemden notaris te stellen, ten einde te handelen volgens de wet.”
Naar aanleiding van die brief voelde het kerkbestuur zich geroepen om wederom een brief te schrijven naar de bisschop van Utrecht. In die brief met vijf verschillende onderwerpen, A t/m E, gedateerd 29 juni 1856, schreef het bestuur over Lueb onder punt B.: “Het kapitaal van J. Lueb, gewezen kerkmeester, is volgens het gevoelen van het kerkbestuur bijna zeker verloren. Het kerkbestuur heeft alle mogelijke zachte middelen gebruikt, om er nog iets van terug te krijgen, doch alle moeite is vruchteloos geweest. Den weg van regten durft het kerkbestuur niet in te slaan, omdat dit wellicht evenmin zou baten. Het kerkbestuur is derhalve van meening om deze zaak ook maar stil te laten berusten.”
Op 4 juli 1856 schreef monseigneur Zwijsen, onder de brief die hij van het kerkbestuur uit Bredevoort had ontvangen, slechts één regel over die materie: “De authorisatie in A. B. en C. bovenstaande wordt bij deze gegeven.” en stuurde de brief terug naar Bredevoort. Jan Lueb vertrok op 20 april 1867 van Bredevoort naar Winterswijk. Mogelijk is hij vandaar nog verhuisd naar Bocholt. De datum van zijn overlijden was tot dusver niet te achterhalen. Die van zijn vrouw ook niet.
De smederij van Buesink grensde aan zijn woonhuis/winkel, op de hoek van de Prinsenstraat en de Bredevoortsestraatweg, met als adres Bredevoortsestraatweg 29.
Eigenaren
Kadaster 1832
Aalten I1033 Bernardus Buesink 81 m² huis en erf
Aalten I1036 Bernardus Buesink 78 m² tuin
Bewoners
Adresboek 1934
Aalten — > Prinsenstraat 1
Smederij Buesink
Adresboek 1967
Prinsenstraat 1
Adres wordt niet (meer) vermeld.
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
Winkel-woonhuis met plat dak, gesitueerd aan de westelijke zijde van de Landstraat. Het pand is opgericht in 1909 als woonhuis met winkel en werkplaatsen (smederij) voor G.W.J. van Lochem uit Aalten. Het geheel is opgetrokken de voor die periode karakteristieke traditionele baksteenarchitectuur. De oorspronkelijke functies zijn ook in het huidige beeld nog duidelijk herkenbaar dankzij het bewaard gebleven hijsluik, de ingang tot de werkplaats en de fraai gedetailleerde puibalk.
Hoewel de invullingen van de vensters deels vernieuwd zijn en ook de invulling van de winkelpui niet meer oorspronkelijk is, heeft het pand zijn karakteristieke uitstraling behouden. Bovendien geeft het een goed beeld van de ontwikkeling van de „bewinkeling‟ van de dorpskern van Aalten en de modernisering van het winkelbestand.
Naast de smederij op Landstraat 11, op de hoek met de Hogestraat, stond vroeger het woon/winkelpand van De Haas Manufacturen. Het begin van de Hogestraat was daar behoorlijk smal, totdat dit huis werd gesloopt en ruimte maakte voor het moderne verkeer. In 1956 liet Smid Van Lochem op het resterende perceel een winkel bouwen, aangrenzend aan de smederij. Tegenwoordig is in het voormalige winkelgedeelte het HelenaHuis gevestigd.
Na ruim 140 jaar verhuisde Smid Van Lochem in 2008 van de Landstraat naar de Broekstraat 42, op bedrijventerrein ’t Broek in Aalten.
Eigenaren
Kadaster 1832
Aalten I1278 Lammert Herders arbeider te Aalten 24 m² huis en erf
Ada Somsen meldde ons: “Dit huis (oorspronkelijk een boerderij) is in het 3e/4e kwart van de 19e eeuw aangekocht door mijn overgrootvader (de vader van de latere wethouder F.H. Somsen), die smid was. In diezelfde periode moet de gevel zijn vernieuwd door er een ‘neo-classistische’ voorzetgevel voor te zetten. Tussen 1920 en 1925 is het onderste deel van de voorgevel nogmaals verbouwd. Tot 1971 was het een winkelpand met links achter de dubbele deuren in de oude ‘smidse’ een gas- en zuurstofdepot. Tot 1971 heb ik er gewoond. Het huis is afgebroken in 1972, waarna Modehuis Heezen zich in de nieuwbouw vestigde.”
Eigenaren
Kadaster 1832
Aalten I1274 Hendrik Jan Rensink 290 m² huis en erf
Bewoners
Bevolkingsregister 1813
Aalten 64
Hendrik Jan Rensink (Aalten, 28-01-1782), smit
1 oude vrou 1 man 1 vrouw 2 zoons 1 dogter 1 zuster
Smederij Klein Hesselink – later Klein Hesselink Mechanisatie – is opgericht in 1911. In 2010 werd het bedrijf overgenomen door De Kruyf Mechanisatie uit Nijkerk.
Bewoners
Adresboek 1934
Lintelo 177 > 230
Smederij
Adresboek 1967
Lintelo 230 > Varsseveldsestraatweg 85
Smederij
Fouten voorbehouden. Heeft u correcties en/of aanvullende informatie? Reageer dan onderaan deze pagina.
In 1918 begon Gerrit Jan Klein Wolterink zijn smederij in een voormalige dorsschuur aan wat tegenwoordig de Halteweg heet. Het smidsvuur brandde dagelijks voor het beslaan van een paard (hoefijzers en spijkers werden nog zelf gesmeed), het maken van een hoepel om een houten rad of het smeden van hengen en duimen (met of zonder sierwerk) voor deuren en vensters. Ook werden er diverse landbouwwerktuigen gemaakt zoals transportbanden. Bovendien heeft men honderden varkenswegers gemaakt, die hun weg vonden over de hele wereld.
Omstreeks 1956 verhuisde het bedrijf naar de huidige locatie aan de andere kant van de Halteweg.
In de loop der jaren zijn de werkzaamheden veranderd van smederij en landbouwmechanisatie naar installatiewerk. Maar Klein Wolterink is ook nog steeds ‘de smid’ van vroeger. Men doet nog steeds verschillende reparatiewerkzaamheden, zijn werkzaam in de landbouwmechanisatie en leveren diverse materialen.
In 1892 ging Hendrik Jan Klein Nibbelink van start als hoefsmid aan de Landstraat in Bredevoort. Rond 1990 vestigde Klein Nibbelink zich aan de Winterswijksestraat. Tegenwoordig is het een Land- en Tuinbouwmechanisatiebedrijf.
Eigenaren
Kadaster 1832
Bredevoort B189 de Gemeente; r.v.e. Geelink, Wed. Harmen Jan Bredevoord 260 m² huis en erf
De Openbare Lagere School (OLS) Barlo-Dale is een voormalige school op de hoek van de Barloseweg en Het Villeken. Bovenstaande tekening door J. Straaijer toont de openbare school Barlo-Dale, waarschijnlijk in de beginperiode.
Voor kinderen uit de buurtschappen was het volgen van onderwijs niet eenvoudig, door de bereikbaarheid van de scholen. De weg van en naar school was lang en – zeker in de winter – slecht begaanbaar, waardoor de kinderen vaak thuisbleven. Daarom stichtte men in de buurtschappen wel kamerschooltjes. In 1667 wordt al melding gemaakt van een kamerschool in Barlo op boerderij Bullens. Een hele tijd later meldt men in de gemeenteraadsnotulen van 31 maart 1860 dat er een openbare school is in Barlo. Deze openbare school was gevestigd aan de Barloseweg 5.
Na de opening van de Christelijk Nationale School in Barlo in 1906 vermeldt een gemeenteverslag in 1907 het aantal leerlingen van beide scholen in Barlo:
“Zo heeft de openbare school 36 jongens en 20 meisjes en de Christelijk Nationale school onder leiding van meester Bos 37 jongens en 41 meisjes.”
Vanwege een sterk teruglopend leerlingenaantal werd de openbare school op 1 april 1922 opgeheven.
Het gebouw werd datzelfde jaar nog verkocht aan de hoogste bieder, Willem Piek, die er een smederij vestigde. In het gebouw waar zoveel jaren aan kinderen de beginselen van rekenen, schrijven en lezen zijn bijgebracht, klinken vanaf die dag niet langer de heldere kinderstemmetjes, maar hoort men de nijvere klop van de smidshamer.
De doorgang van de Peperstraat naar de Bredevoortsestraat werd vroeger ‘belemmerd’ door het eeuwenoude pand van smid Buesink, daterend uit 1731. Hierboven zien we het huis vanaf de Bredevoortsestraatweg. Rechts boven de deur staat “J.W. Buesink – gediplomeerd hoefsmid”. Ooit werd dit pand het Evershuis genoemd, toen er de herberg van Erik Evers gevestigd was. In 1934 werd het gebouw gesloopt zodat de straat verbreed kon worden.
“Een ‘Steen des Aanstoots’, die gaat verdwijnen!” en schrijft dat het “uit oogpunt van schilderachtig dorpsschoon beschouwd jammer is, dat hier weer een der oudste en meest typische huizen uit het hartje van het dorp gaat verdwijnen ten behoeve van het moderne verkeer”.
Behalve verbreding van de Peperstraat, maakte de sloop van de voormalige herberg en smederij plaats voor twee nieuwe panden.
Achteraan zien we het pand dat Haartsestraat 2 als adres kreeg en waar juwelier Meerdink al vele jaren zit. In het midden staat het pand met adres Peperstraat 8-10. Hier zat ooit Jamin en later de manufacturen- en naaimachinewinkel van Hilbelink. Herenkledingzaak Pepper 8 is hier begonnen. Daarna was hier de Wereldwinkel gevestigd en nu zit er een Beautysalon.
Eigenaren
Overzicht is niet volledig.
Jaar
Perceel
Eigenaar
Omschrijving
1832
I-1143
Theodora Geertruida Evers en cons.
280 m² huis en erf
Bewoners
Eerste bewoners (tot 1823 is dit een aanname / onder voorbehoud):
Erick Evers (Aalten, 18-12-1687), z.v. Geurt en Gerritjen Evers, ⚭ (1) Aalten, 05-01-1716 Aleijda Janknegt, d.v. Jan Janknegt ⚭ (2) Aalten, 11-07-1723 Catharina Dorothea van Waij, d.v. Jan van Waij op de Schans
Volgende bewoners, zoon en schoondochter:
Jan Evers (Aalten, 19-12-1728), z.v. Erik Evers ⚭ Aalten, 26-11-1746 Geertruid Schaars (Aalten, 22-11-1722), d.v. Jan S. alhier
Fragment kadastrale kaart, 1888 (perceel I-1143)De achterzijde van de oude smederij, in de Peperstraat.Behalve voor verbreding van de Peperstraat, maakte de voormalige smederij plaats voor twee nieuwe panden.Overlijden Anthonij Bekink, 25 september 1823Graafschapbode, 18 juli 1891Aaltensche Courant, 14 oktober 1899Aaltensche Courant, 4 maart 1921De Graafschapper, 29 november 1935Aaltensche Courant, 3 maart 1950Nieuwe Winterswijksche Courant, 19 mei 1967