Aalten is de enige plaats in Nederland waar een hoornindustrie was gevestigd. Men maakte hier producten van buffelhoorn, zoals pijpen, kammen, knopen, seinfluitjes, naaldenkokers en messenheften. Buffels werden niet gedood of speciaal gefokt voor het hoorn. Vrijwel al het materiaal werd gebruikt en wat overbleef ging over de akkers. Met de intrede van kunststof en massaproductie na de Tweede Wereldoorlog verdween deze industrie.
Hoorndraaiers
Familiebanden hebben een sterke invloed gehad op het ontstaan van de hoornindustrie. Vijf hoorndraaiers beginnen vanaf 1855 in Aalten: Bernard Vaags, Gerrit Peters, Abraham ten Dam, Willem te Gussinklo en Wessel Becking.
Bernardus Gerhardus Vaags gaat op Wanderschaft naar Duitsland en komt in Thüringen in de leer bij een hoorndraaier. Als hij terugkomt koopt hij een eenvoudige voetdraaibank en begint de allereerste hoorndraaierij. In een opkamertje in de schoenmakerij van zijn ouders ‘in den Dijk aan de beek te Aalten’ (Dijkstraat 9) maakt hij onderdelen voor Duitse pijpen van buffelhoorn. In 1860 trouwt Vaags met Dora Willemina Prins, die een winkeltje heeft. Zij wordt ook hoorndraaier en wordt Piepen Deurken genoemd.
Duitse pijpen
Gerrit Peters, zoon van een leerlooier, gaat na Bernard Vaags ook in de leer in Thüringen. Hij werkt vanaf 1863 aan de Hogestraat. Hij trouwt met de welgestelde Josina te Gussinklo en trekt in 1872 bij haar in. Het pand loopt van de Markt, via de Köstersbult door tot aan de Landstraat, waar hij zijn hoornwerkplaats vestigt. Hij maakt lange pijpenstelen en onderdelen voor de Duitse pijp. In Duitsland worden porseleinen pijpenkoppen aan de stelen bevestigd en de pijpen verhandeld.

Kammen

Na het overlijden van Vaags in 1868, pakte zijn opvolger Abraham ten Dam de zaken grondig aan. Het huisindustrietje werd een echte fabriek, aan de Stegge. In 1871 stichtte hij samen met zijn zwager Bernard Manschot kammenfabriek Ten Dam & Manschot aan de Damstraat.
Het was de eerste en enige fabriek in Nederland die kammen maakte: witte, zwarte, naturel gekleurde sierkammen, Mexicaanse kammen, luizenkammen en snorrenkammen. Deze kammen werden gemaakt van buffelhoorn. Men voerde deze in uit onder andere Brazilië, India en het toen nog Siam geheten Thailand. De fabricage gaf nog meer stof en stank dan bij de pijpen.
Een revolutionaire ontwikkeling in het productieproces was de overgang op stoom. Ze verving de traditionele hand- en voetkracht. In de volksmond kreeg ze de benaming ‘d’n Kamstoom’. In 1920 werkten er bij de kammenfabriek ongeveer 200 mensen, onder wie ook vrouwen en kinderen.
Handvatten en messenheften
Willem te Gussinklo en Wessel Becking leren de kneepjes van het vak bij Gerrit Peters. Zij werken korte tijd samen, maar gaan in 1884 apart verder. Willem maakt Duitse pijpen en handvatten voor wandelstokken en paraplu’s. Al snel komt zoon Willem te Gussinklo jr. (Piepkes Willem) in de firma, die zich ontwikkelt als innovatief ondernemer. De familie heeft ook op maatschappelijk vlak veel invloed in Aalten. Na de mislukte samenwerking met Willem te Gussinklo, gaat Wessel Becking in 1880 verder met B.G. Vaags, neef en naamgenoot van Bernard Vaags. Becking & Vaags maakt pijpenstelen en later ook messenheften. Als de verkoop van de Duitse pijpen terugloopt, produceert de fabriek korte bruyèrepijpen. De pijpenfabriek in de Hoekstraat staat er nog steeds!
Johannes Peters verlaat de werkplaats van zijn vader aan de Köstersbult en sluit in 1896 een vennootschap met Marcus Gans, een Joodse koopman. Gans financiert de firma genaamd PEGA (Peters & Gans). De pijpenfabriek staat naast Peters’ woning aan de toenmalige Gasthuisstraat (nu Haartsestraat). Naast Duitse pijpen voor Duitse reservisten worden wandelstokken met hoornen handvaten vervaardigd. Nadat de fabriek in 1917 totaal uitbrandt, vestigt Johannes Peters zijn pijpenfabriek aan de Admiraal de Ruyterstraat. In plaats van Duitse pijpen worden er vooral bruyèrepijpen gemaakt.

Knopen
Willem te Gussinklo jr. was bij zijn zwager Peters (van de pijpenfabriek) in de leer geweest. Te Gussinklo legt zich al snel toe op de fabricage van knopen. Wegens enorme groei verhuist de fabriek in 1924 naar de leegstaande weverij van Van Eijck in Bredevoort. Het internationale bedrijf N.V. Dutch Button Works (DBW) exporteert naar Engeland, Ierland en Amerika en is ook de grootste (hoorn)onderneming in Aalten.
Na de Tweede Wereldoorlog liep de productie van knopen uit hoorn terug. In 1976 werd deze laatste tak van hoornverwerking genoodzaakt de pijp aan Maarten te geven. Daarmee kwam er definitief een einde aan 120 jaar hoornindustrie in Aalten.